Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05900

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 4 januari 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en 4 januari 2022 met kenmerk UHT-O OGS B

Ontvangst bezwaarschrift: 4 februari 2022

Hoorzitting: 19 oktober 2023

Overdracht advies aan UHT: 8 november 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren in de onderhavige zaken ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

De door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 4 januari 2022 (met kenmerk UHT-DC-I A), alsmede tegen de definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS) van 4 januari 2022 (met kenmerk UHT-O OGS B).

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) zijn beide beschikkingen afgegeven.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) in werking getreden. Op grond van artikel 9.2 en artikel 8.6 Wht worden de in dit geval bestreden beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 Wht en verder.

Procesverloop

  • Op 29 april 2020 heeft belanghebbende een verzoek gedaan voor een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2008 tot en met 2012.
  • Bij beschikking van 24 november 2021 is aan belanghebbende bekend gemaakt dat zij alvast € 30.000 ontvangt, maar dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
  • Op 25 november 2021 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) geoordeeld dat de compensatieregeling van artikel 49b van de Awir en de hardheidscompensatie van artikel 49 van de Awir niet van toepassing zijn voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2012.
  • Bij definitieve beschikking van 4 januari 2022 is de aanvraag van belanghebbende voor compensatie over de toeslagjaren 2008 tot en met 2012 afgewezen.
  • Eveneens bij definitieve beschikking van 4 januari 2022 is aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat de O/GS tegemoetkoming over de jaren 2011 en 2012 is vastgesteld op een bedrag van € 2.423 (30% van € 8.071, het bedrag aan KOT dat belanghebbende over die jaren moest terugbetalen). Voorts vermeldt de beschikking dat omdat belanghebbende in februari 2021 een bedrag van € 30.000 heeft ontvangen en de hoogte van de O/GS tegemoetkoming lager is dan dat bedrag, belanghebbende geen extra betaling krijgt.
  • Op 2 februari 2022 zijn namens belanghebbende 2 afzonderlijke bezwaarschriften ingediend tegen deze beschikkingen.
  • Op 7 oktober 2022 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.
  • Gemachtigde heeft namens belanghebbende op 21 juli 2023 aangegeven dat zij gebruik wenst te maken van de informele route bij UHT, zonder dat er gebruik gemaakt wordt van een hoorzitting. Op grond van artikel 7:3, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dan ook van het horen van belanghebbende afgezien.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift
    behandeld op 19 oktober 2023 en het volgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Bezwaar ten aanzien van de definitieve beschikking afwijzing compensatie

Motivering en zorgvuldigheid

Belanghebbende stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen (B/T) ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom er geen fouten zijn gemaakt bij de beoordeling van de KOT. Ook stelt belanghebbende dat zij geen documentatie heeft ontvangen van het advies van de Commissie van Wijzen (CvW).

De Commissie overweegt dat de beschikkingen zijn voorbereid aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De gegevens zijn afkomstig van onder meer voorschotbeschikkingen, definitieve beschikkingen, wijzigingsmeldingen van de KOT, de RKT bestanden, SAS-overzichten en de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC). De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijk verweer ende bijbehorende producties – inclusief de beoordeling door de CvW, waaruit blijkt dat B/T zich terecht op het standpunt stelt dat de compensatieregeling van artikel 49b van de Awir en de hardheidscompensatie van artikel 49 van de Awir niet van toepassing zijn voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2012 – de bestreden besluiten in ieder geval inmiddels voldoende zijn onderbouwd.

Herbeoordeling toeslagjaren 2009 en 2010

Belanghebbende stelt dat er geen herbeoordeling heeft plaatsgevonden over de toeslagjaren 2009 en 2010.

De Commissie stelt vast dat toeslagjaren 2009 en 2010 wél zijn beoordeeld. Zo wordt in het beoordelingsformulier van 16 november 2021 uitgebreid op deze jaren ingegaan. Daarbij verwijst UHT naar de beschikkingen die in het dossier zitten. Daaruit blijkt dat belanghebbende in 2009 een KOT voorschot heeft ontvangen van € 7.996 en dat het definitieve bedrag aan KOT ook € 7.996 is. Belanghebbende heeft dus niets hoeven terug te betalen. Voor toeslagjaar 2010 heeft belanghebbende eerst een voorschot ontvangen van € 6.329. Daarna is het voorschot opnieuw berekend en verhoogd naar € 7.146. Weliswaar zit er in het dossier geen definitieve beschikking met betrekking tot KOT over dit jaar, maar het is de Commissie niet gebleken dat sprake is geweest van een onterechte neerwaartse correctie of dat belanghebbende ten onrechte KOT heeft moeten terugbetalen. Gelet op vorenstaande onderschrijft de Commissie de stelling van belanghebbende dat er geen herbeoordeling zou hebben plaatsgevonden over 2009 en 2010 dan ook niet.

Toeslagjaar 2011

Belanghebbende betwist dat er in 2011 een neerwaartse correct ie had moeten plaatsvinden. Daarnaast stelt belanghebbende dat toepassing had moeten worden gegeven aan de hardheidsregeling.

Nog daargelaten dat belanghebbende deze stelling niet nader heeft onderbouwd, overweegt de Commissie dat UHT zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in 2011 de KOT neerwaarts is bijgesteld als gevolg van een verlaging van het aantal opvanguren, die belanghebbende op zichzelf niet betwist Uit deze omstandigheden en hetgeen verder in het dossier is opgenomen blijkt dat uitsluitend sprake is geweest van verwerking van gegevens conform de wet- en regelgeving. Gelet hierop ziet de Commissie net zoals de CvW geen reden om aan te nemen dat de neerwaartse correctie niet had moeten plaatsvinden. Ook bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de hardheidsregeling had moeten worden toegepast.

Toeslagjaar 2012

Belanghebbende stelt dat niet voldoende is gemotiveerd waarom de KOT over het jaar 2012 te laag is vastgesteld en waarom belanghebbende in dit jaar bijna het dubbele moest terugbetalen. Volgens belanghebbende blijkt nergens uit waarom zij de toeslagen moest terugbetalen.

De Commissie constateert dat uit het dossier naar voren komt dat op 12 maart 2012
belanghebbende zelf de KOT heeft st opgezet per 1 februari 2012. De melding van deze stopzetting zit in het dossier en de Commissie ziet geen aanleiding om aan de juistheid van dit document te twijfelen. Als gevolg van deze door belanghebbende aangevraagde stopzetting is op 21 april 2012 de KOT neerwaarts gecorrigeerd en heeft belanghebbende een bedrag moeten terugbetalen. De Commissie volgt UHT dan ook in het standpunt dat in toeslagjaar 2012 geen sprake is van een vooringenomen handelswijze of van hardheid van het stelsel.

Bezwaar ten aanzien van de O/GS-tegemoetkoming

Belanghebbende stelt dat het onjuist is dat de beschikking ten aanzien van de O/GS-tegemoetkoming alleen de jaren 2011 en 2012 beslaat. Volgens haar hadden de jaren 2008 tot en met 2010 ook moeten worden meegenomen, nu de herbeoordeling ziet op de periode 2008 tot en met 20 12. Belanghebbende meent dat zij ook recht heeft op een O/ GS-tegemoetkoming voor toeslagjaren 2008 tot en met 2010.

De Commissie volgt UHT in haar standpunt dat in toeslagjaren 2008 tot en met 2010 geen sprake was van neerwaartse correcties. Dit wordt ook ondersteund door de RKT-bestanden en de SAS-overzichten in het dossier. Gelet hierop staat het voor de Commissie vast dat belanghebbende over deze toeslagjaren geen KOT heeft hoeven terug te betalen. Aan beantwoording van de vraag of belanghebbende recht heeft op een O/GS-tegemoetkoming omdat desgevraagd niet is meegewerkt aan een betalingsregeling of om medewerking aan een schuldenregeling komt de Commissie niet toe.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om de bezwaren ongegrond te verklaren. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter