Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05816

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: van 19 januari 2022 met als kenmerk UHT-HD CWS

Ontvangst bezwaarschrift: 3 februari 2022

Hoorzitting: 17 januari 2024 om 11.00 uur

Overdracht advies aan UHT: 6 maart 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar deels gegrond te verklaren en het besluit van 19 januari 2022 in zoverre te herroepen met aanpassing van het bedrag aan aanvullende werkelijke schadevergoeding. Voorts adviseert de Commissie om een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking ‘aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade’ (hierna: CWS) van 19 januari 2022 met kenmerk UHT-HD CWS.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 is aan belanghebbende een aanvullend bedrag van € 19.569,- toegekend.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

• Belanghebbende heeft zich bij UHT gemeld met een verzoek om herbeoordeling van haar situatie ten aanzien van de aan haar uitgekeerde kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). Op 12 maart 2021 heeft belanghebbende tevens CWS verzocht om een aanvullende schadevergoeding.
• Aan belanghebbende is bij besluit van 4 oktober 2021 voor de toeslagjaren 2016, 2017 en 2018 een definitieve compensatie toegekend van € 22.069,-. Dit bedrag is op grond van de Catshuisregeling aangevuld tot € 30.000,-.
• Op 23 december 2021 heeft CWS aan UHT geadviseerd over aanvullende schadevergoeding.
• Bij beschikking van 19 januari 2022 heeft UHT dit advies gevolgd en aan belanghebbende een aanvullende schadevergoeding toegekend van € 19.569,-.
• Bij brief van 28 januari 2022, door UHT ontvangen op 3 februari 2022, heeft belanghebbende hiertegen bezwaar gemaakt.
• Gemachtigde heeft zich als gemachtigde van belanghebbende gesteld.
• UHT heeft op 4 oktober 2022, 17 februari 2023 en 28 juli 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
• Op 17 januari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag daarvan gaat als bijlage bij het advies.
• Na de hoorzitting heeft gemachtigde bij e-mailberichten van 30 januari 2024 en 6 februari 2024 nadere informatie verstrekt. UHT heeft daarop bij schriftelijke reactie van 13 februari 2024 gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toetsingskader
De Commissie stelt ten aanzien van de door haar te verrichten toetsing van het bestreden besluit van UHT het volgende voorop.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt het kabinet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld.

De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.

Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen, dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM.

Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich volgens vaste jurisprudentie op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Daarbij is van belang dat het advies past binnen de door CWS vastgelegde beleidskaders.

De uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van 27 september 2023 (nrs. 202206507/1/A2 en 202303941/1/A2, ECLI:NL:RVS:2023:3620) scherpt in dat de beoordeling van een aanspraak op een aanvullende vergoeding van de werkelijke schade niet alleen moet worden beoordeeld naar de ‘door CWS vastgestelde beleidskaders’, maar dat beslissend is, of de belanghebbende op grond van het civiele schadevergoedingsrecht aanspraak kan maken op een vergoeding van de geleden schade.

UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.

In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op juiste wijze en met inachtneming van de hiervoor omschreven inscherping invulling heeft gegeven aan haar vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval UHT is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.

De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies van CWS.

Wat is toegekend aan belanghebbende?
CWS heeft geadviseerd aan belanghebbende een aanvullend bedrag aan vergoeding van de werkelijke schade toe te kennen van in totaal € 19.569,-. Dat heeft UHT gevolgd in de bestreden beschikking van 19 januari 2022.
Gelet op de schriftelijke reactie van 17 februari 2023 vindt UHT dat dit bedrag hoger zou moeten zijn, in totaal € 30.762,-. Dat komt enerzijds omdat van een te laag bedrag aan inkomensschade is uitgegaan en anderzijds omdat van een te hoog bedrag aan surplus Catshuisregeling is uitgegaan.
Dit bedrag is ook aan belanghebbende uitgekeerd.
In de schriftelijke reactie van 28 juli 2023 heeft UHT in afstemming met CWS een nieuwe beoordeling verricht gelet op het nieuwe beleidskader begroting immateriële schadevergoeding. Dit heeft niet tot een hogere aanvullende vergoeding geleid.

Kosten van vrije dagen en dagen dat de ouder niet kon werken en Inkomensschade van belanghebbende en haar echtgenoot
Belanghebbende wijst op de min-uren van zowel haarzelf als haar echtgenoot bij hun beider werkgevers. Belanghebbende stelt verder dat zowel zij als haar echtgenoot hun banen zijn kwijtgeraakt door de situatie van de terugbetalingen van de KOT.

Ten aanzien van de min-uren stelt de Commissie stelt vast dat UHT zich in haar schriftelijke reactie van 13 februari 2024 op het standpunt heeft gesteld dat de min-uren van belanghebbende en haar echtgenoot alsnog voor vergoeding in aanmerking komen. Dit komt neer op een bedrag van € 2.560,-.
Dit komt de Commissie juist voor. De Commissie zal UHT adviseren het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren en in de berekening van de aanvullende schadevergoeding het bedrag bij ‘Kosten van vrije dagen en dagen dat ouder niet kon werken’ te wijzigen in € 2.560,-.

Verder stelt de Commissie vast dat in bezwaar ook op een ander punt aan belanghebbende tegemoet wordt gekomen door UHT. De inkomensschade was eerder door CWS begroot op € 21.079,- maar moet volgens UHT hoger zijn en is nu berekend op € 24.525,-. Dit leidt volgens de schriftelijke reactie van 17 februari 2023 tot een totaal bedrag aan materiële schade van € 24.388,- in plaats van € 20.942,-.
Dit leidt tot de conclusie dat UHT zich in dit geval niet kon baseren op het advies van CWS. Gelet hierop zal de Commissie adviseren ook op dit punt het bezwaar gegrond te verklaren en in de berekening van de aanvullende schadevergoeding het bedrag bij ‘Inkomensschade’ in het voordeel van belanghebbende te veranderen naar € 24.525,- en het totale bedrag hierop aan te passen.

Hypotheekachterstand en verkoop woning
Belanghebbende wijst erop dat haar woning wegens een hypotheekachterstand verkocht moest worden. Zij vindt dat geen rekening mag worden gehouden met de winst uit de verkoop van de woning, omdat zij die voor een groot deel heeft moeten afstaan om leningen af te lossen.

CWS is van mening dat het aannemelijk is dat de verkoop van de woning grotendeels
het gevolg is geweest van de financiële moeilijkheden die zijn ontstaan door de stopzetting van de KOT. CWS adviseert echter op dit punt geen aanvullende schadevergoeding toe te kennen omdat geen sprake is van schade; de woning is met een overwaarde van € 109.000,- verkocht en er is geen sprake van een hypothecaire restschuld. Dit advies heeft UHT gevolgd.

De Commissie overweegt op dit punt dat eventuele andere kosten als gevolg van de verplichte verkoop wel voor vergoeding in aanmerking kunnen komen nu CWS een causaal verband heeft aangenomen tussen de verkoop van de woning en de KOT problematiek. Tijdens de hoorzitting is in dit verband gesproken over in rekening gebrachte rente en boeterente ten aanzien van de betalingsachterstand met betrekking tot de hypotheek. Deze post van rente en boeterente was nog niet voorgelegd aan CWS. De behandelend ambtenaar heeft gewezen op de brief van 9 oktober 2019, van Intrum. Hieruit blijkt dat een bedrag van € 1.353,76 als boeterente aan belanghebbende in rekening is gebracht.

De Commissie is van oordeel dat dit bedrag in ieder geval voor vergoeding in aanmerking dient te komen. Uit de na de hoorzitting overgelegde stukken blijkt niet van een aanvullend bedrag aan in rekening gebrachte rente en boete ten aanzien van de betalingsachterstand met betrekking tot de hypotheek. Aanvullende schade kan alleen vergoed worden als de hoogte ervan duidelijk is. Daarom adviseert de Commissie op dit punt enkel het bedrag van € 1.353,76 als aanvullende schadevergoeding aan belanghebbende toe te kennen.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren en het besluit van 19 januari 2022 in zoverre te herroepen, met aanpassing van het bedrag aan aanvullende werkelijke schadevergoeding.

Ook adviseert de Commissie om een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter