Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05783

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 9 februari 2022

Overdracht advies aan UHT: 30 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en belanghebbende te laten weten dat dit geen gevolgen heeft voor de integrale beoordeling.

Onderwerp van advies

Het door mevrouw (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 20 december 2021. In de bestreden
beschikking heeft UHT kenbaar gemaakt dat zij naar aanleiding van de eerste toets, nog geen reden ziet om aan belanghebbende het forfaitaire bedrag van € 30.000 toe te kennen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

De beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het
bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT gemeld in het kader van een herbeoordeling van
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 20 december 2021 {kenmerk UHT CHR GU) is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op de betaling van een
    forfaitair bedrag van € 30.000.
  • Bij brief, ontvangen op 9 februari 2022, heeft belanghebbende hiertegen bezwaar gemaakt. De ontvangst is op 2 maart 2022 door UHT bevestigd.
  • Op 7 maart 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden.
  • Op 13 juli 2023 is belanghebbende uitgenodigd voor een hoorzitting bij de Commissie op 17 augustus 2023. Belanghebbende heeft diezelfde dag per e-mail aangegeven van deze gelegenheid gebruik te willen maken.
  • Op 16 augustus 2023 heeft de behandelaar van UHT aangegeven dat in de schriftelijke reactie een kennelijke verschrijving terecht is gekomen en tevens een
    productie ontbrak. Per e-mail heeft hij de juiste tekstpassage en de ontbrekende
    productie toegestuurd.
  • Op 17 augustus 2023 is een hoorzitting bij de Commissie gepland. Belanghebbende is zonder bericht niet verschenen. Tijdens telefonisch contact heeft belanghebbende
    aangegeven in de veronderstelling te zijn dat de hoorzitting op een andere datum
    zou plaatsvinden.
  • Op 22 augustus 2023 zijn de juiste tekstpassage en de ontbrekende productie per email aan belanghebbende gezonden, met het verzoek om indien gewenst, binnen één week hierop te reageren. Belanghebbende heeft diezelfde dag per e-mail verzocht om nadere uitleg van de toegestuurde tekstpassage.
  • Op 25 augustus 2023 is per e-mail aan belanghebbende uitgelegd voor welke tekst
    de vervangende passage in de plaats komt. Tevens is belanghebbende erop gewezen
    dat gedupeerde ouders gebruik kunnen maken van gratis juridische bijstand met een
    verwijzing naar de website waar belanghebbende de aanvraag voor rechtsbijstand
    kan doen.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden] bezwaarschrift behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift aangegeven wel degelijk gedupeerd te zijn. Zij heeft jarenlang moeten afzien omdat ze onterecht als fraudeur is behandeld.
Belanghebbende wil gerechtigheid en de zaak voorgoed kunnen afsluiten.

De Commissie overweegt dat uit de schriftelijke stukken blijkt dat UHT onderzoek heeft gedaan naar de voor belanghebbende vastgestelde KOT voor de jaren 2009 tot en met 2012 en 2015 tot en met 2017. In de jaren 2011, 2012, 2015, 2016 en 2017 zijn er correcties geweest die hebben geleid tot een neerwaartse bijstelling van KOT.
Belanghebbende moest het teveel aan ontvangen KOT terugbetalen.

Uit de stukken blijkt dat een aannemelijke verklaring voor de neerwaartse bijstelling in
2011 en 2012 is dat de kinderopvangorganisatie heeft doorgegeven dat in 2011 minder kinderopvanguren zijn afgenomen dan in eerste instantie was aangegeven en dat in 2012 helemaal geen kinderopvang is afgenomen. De neerwaartse bijstelling in 2015 is veroorzaakt door een hoger toetsingsinkomen van belanghebbende. De neerwaartse bijstelling in 2016 en de nihil stelling in 2017 hebben plaatsgevonden conform de door belanghebbende opgestuurde informatie.

De Commissie overweegt dat de wijzigingen in de toegekende KOT in eerste instantie
haar verklaarbaar en betrouwbaar overkomen. De door belanghebbende naar voren
gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders.
De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT bij het uitvoeren van
de lichte toets geen indicatie van vooringenomenheid of hardheid heeft waargenomen
en daarom heeft mogen oordelen dat zij vooralsnog geen reden zag om tot het uitkeren van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT adviseert het bestreden besluit in stand te laten. Met deze beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter