Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05735

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 18 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 4 april 2022

Hoorzitting: 6 september 2023

Overdracht advies aan UHT: 29 september 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] ingediende bezwaarschrift, namens [belanghebbende], is gericht tegen de door UHT genomen beschikking inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering van 18 februari 2022 met kenmerk UHT CHT GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 18 februari 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van€ 30.000.
  • Bij brief van 31 maart 2022 heeft gemachtigde bezwaar ingediend tegen deze beschikking. Op 29 juni 2023 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.
  • Op 6 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • Na de hoorzitting hebben UHT en gemachtigde bij e-mailbericht van respectievelijk 6 september 2023 en 11 september 2023 nadere informatie verstrekt.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets.
Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van
de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, voor zover er neerwaartse
correcties hebben plaatsgevonden, hebben de bijstellingen plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende opgestuurde informatie. Over 2005 en 2006 is er respectievelijk € 2 en geheel niet neerwaarts gecorrigeerd. In 2007 tot en met 2011 is dit wel het geval, maar de neerwaartse correcties over deze jaren zijn gelegen in wijzigingen in de afgenomen opvang en het inkomen van belanghebbende. De KOT over 2012 is nihil gesteld omdat belanghebbende daar geen recht op zou hebben en niet tot de doelgroep behoorde, hetgeen uiteindelijk in bezwaar is hersteld, en in 2013 en 2014 is tot slot geen KOT ontvangen. De wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar.

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
De Commissie geeft UHT in overweging om bij de integrale beoordeling nader onderzoek te verrichten naar het toeslagjaar 2012. Ter zitting is aan de orde gekomen dat de nihilstelling vermoedelijk zijn grondslag vindt in een zogeheten non-respons van belanghebbende, terwijl de daaraan voorafgaande vraagbrief niet in de systemen terug te vinden is.
Het is de Commissie bekend dat het ontbreken van een dergelijke brief op grond van het eigen beleid van UHT voor risico van UHT dient te komen, en een aanwijzing ('haakje') is voor vooringenomen handelen.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar tegen de beschikking over de uitkomst van de eerste toets ongegrond te verklaren. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale
beoordeling die nog zal plaatsvinden.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de eerste toets en de voorlopige afwijzing afdoende gemotiveerd heeft. Daarom adviseert de Commissie UHT:

  • om het bezwaar ongegrond te verklaren;
  • om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing;
  • op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van een standaardvergoeding volgens de compensatieregelingen en niet al mede een integrale beoordeling bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter