BAC 2022-05720
Publicatiedatum 30-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 23 februari 2022 (UHT-DHR)
Ontvangst bezwaarschrift: 4 april 2022
Hoorzitting: 28 juni 2023
Overdracht advies aan UHT: 23 augustus 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde, namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de op 23 februari 2022 door UHT genomen beschikking (kenmerk: UHT-DHR), waarbij aan belanghebbende over de toeslagjaren 2009 en 2010 een definitief compensatiebedrag ad € 41.557,- is toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen 49, 49b, en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stcrt. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het vorenstaande worden de bestreden compensatiebeschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. In het kader van de herbeoordeling heeft UHT gekeken naar de toeslagjaren 2009 tot en met 2011. In onderling overleg tussen UHT en belanghebbende is besloten met voorrang te kijken naar de toeslagjaren 2009 en 2010.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft op 17 oktober 2021 het verzoek van belanghebbende beoordeeld. CvW volgt daarbij de voorlopige conclusie van UHT dat over de toeslagjaren 2009 en 2010 sprake is van hardheid van het stelsel, maar dat daarbij deels sprake is van evident geen recht.
- Bij beschikking van 23 februari 2022 heeft UHT belanghebbende over de toeslagjaren 2009 en 2010 een definitief compensatiebedrag ad € 41.557,- toegekend in verband met hardheid van het stelsel.
- Gemachtigde heeft bij brief van 1 april 2022, ingekomen op 4 april 2022, tegen de beschikking van 23 februari 2022 een bezwaarschrift ingediend.
- Op 23 februari 2023 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Op 28 juni 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De bezwaargronden met betrekking tot de compensatieberekening
De gemachtigde van belanghebbende heeft bij bezwaar aangevoerd dat de compensatieberekening niet klopt en in dat kader tevens een contraberekening overgelegd.
Immateriële schadevergoeding
Het bezwaar met betrekking tot de periode waarover de immateriële schadevergoeding moet worden berekend slaagt. UHT heeft bij schriftelijke reactie reeds aangegeven dat deze over de periode 20 oktober 2010 – 23 februari 2022 had moeten worden berekend. Deze periode komt de Commissie, gelet op de brief van de Belastingdienst/Toeslagen van 20 oktober 2010 waarbij een correctie wordt aangekondigd (productie 32) en het bepaalde in artikel 2.3 lid 4 Wht, juist voor.
De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een vergoeding is voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van zijn compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.
De Commissie meent dat het bezwaar (deels) gegrond is. In een dergelijke situatie is UHT, naar de Commissie begrijpt, voornemens als einddatum van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade het moment van de beslissing op bezwaar te hanteren. De Commissie ziet daarom aanleiding UHT te adviseren de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade van belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.
Rente over gemiste KOT
Met betrekking tot de rente over de gemiste KOT overweegt de Commissie als volgt. Ingevolge artikel 2.3 lid 7 Wht wordt de rente over gemiste KOT berekend met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Awir. Dit betekent dat de rente enkelvoudig wordt berekend. De bezwaargrond kan daarom niet slagen.
UHT heeft in de schriftelijke reactie aangegeven dat de rentevergoeding voor zowel 2009 als 2010 te laag is vastgesteld en dat deze (ambtshalve) zal worden aangepast en berekend tot de datum van de beslissing op bezwaar. De Commissie ziet hierin aanleiding UHT te adviseren de rentevergoeding over de gemist KOT (ambtshalve) aan te passen en te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar.
Intrekking overige bezwaren
Namens belanghebbende heeft de gemachtigde ter zitting medegedeeld dat het bezwaar voor het overige geen behandeling meer behoeft, mede omdat het belang voor belanghebbende nu is om zo spoedig mogelijk een beoordeling door CWS te verkrijgen. De Commissie zal de resterende bezwaargronden daarom niet behandelen.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie en advies
Gelet het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar deels gegrond te verklaren;
- de vergoeding voor immateriële schade met ingang van 20 oktober 2010 te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
- de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag (ambtshalve) aan te passen en te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen;
- een proceskostenvergoeding voor de onderhavige procedure toe te kennen van twee procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter