Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05699

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 30 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 1 april 2022

Hoorzitting: 26 september 2023

Overdracht advies aan UHT: 4 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 30 maart 2022. In de bestreden beschikking heeft UHT kenbaar gemaakt dat zij naar aanleiding van de eerste toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende het forfaitaire bedrag van € 30.000 toe te kennen.

De beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691), gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021
(Staatscourant 2021, 28304).

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT gemeld in het kader van herbeoordeling
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 30 maart 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op de betaling van een forfaitair bedrag van € 30.000.
  • Bij brief ontvangen op 4 april 2022, heeft belanghebbende hiertegen bezwaar gemaakt. De ontvangst is op 15 april 2022 bevestigd.
  • Op 28 februari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de gronden van bezwaar.
  • Op 26 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het hoorverslag is opgenomen in het advies.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Hoorzitting

Aan de hoorzitting op 26 september 2023 heeft belanghebbende via Webex
deelgenomen. Namens UHT is [behandelend ambtenaar] verschenen. Namens de Commissie zijn [fungerend voorzitter], [lid] en [secretaris] aanwezig.

Tijdens de hoorzitting is, kort en bondig weergegeven, het volgende besproken:

  • Belanghebbende vindt het fijn dat ze de gelegenheid krijgt om haar bezwaarschrift
    toe te lichten tijdens deze hoorzitting. Wel is het moeilijk om weer over het verleden
    te vertellen, ook al is het inmiddels 10 jaar geleden.
  • Belanghebbende is in 2012 of 2013 samen met haar partner een eigen zaak
    begonnen in de verkoop van levensmiddelen en vlees. Ze heeft haar kinderen toen
    ingeschreven voor opvang en heeft hiervoor KOT ontvangen. Ze weet niet meer
    exact hoeveel, maar verwacht dat dat is terug te vinden in de systemen van de
    Belastingdienst. Plotseling moest ze € 8.000 terugbetalen, dat was een enorme klap.
    Met behulp van haar moeder is het bedrag terugbetaald. Hierdoor waren wel snel alle reserves voor de eigen zaak op en volgde een faillissement. Haar partner raakte
    daarna arbeidsongeschikt en sindsdien is zij, naast haar baan, mantelzorger voor
    hem. Toen de toeslagaffaire begon, dacht belanghebbende misschien daar zelf ook
    slachtoffer van te zijn. Daarom heeft ze zich gemeld. Het is nog steeds niet duidelijk
    waarom ze destijds € 8.000 moest betalen. Ze begrijpt niet waarom de Belastingdienst dat bedrag nu niet in de systemen kan terugzien. Belanghebbende
    weet bijna zeker dat dit bedrag KOT betrof.
  • De behandelend ambtenaar van UHT legt uit dat volgens de systemen van de
    Belastingdienst die tot nu toe zijn geraadpleegd voor 2012 helemaal geen KOT is
    aangevraagd en uitgekeerd. Voor 2013 wel. Op enig moment heeft inderdaad een
    neerwaartse bijstelling plaatsgevonden, maar omdat belanghebbende nog niet alles
    had ontvangen, is toen niets teruggevorderd. Uiteindelijk is in 2014 nog € 37
    uitgekeerd aan belanghebbende, omdat ze juist te weinig KOT had ontvangen.
  • De behandelend ambtenaar legt uit dat alle betalingen die belanghebbende
    heeft gedaan, zijn te zien op een overzicht van het Landelijk Incassocentrum
    (hierna: LIC-overzicht). Deze overzichten worden pas opgevraagd bij de integrale
    beoordeling van het verzoek om herbeoordeling.
  • Tijdens de hoorzitting controleert de behandelend ambtenaar of mogelijk KOT is uitgekeerd aan de partner van belanghebbende, dat blijkt niet het geval te zijn geweest. Als het bedrag van € 8.000 inderdaad te maken heeft met KOT, dan moet UHT dat in de systemen kunnen zien. Tijdens de integrale beoordeling wordt uitgegaan van het dan te raadplegen LIC-overzicht. De Commissie hoopt dat de integrale beoordeling meer duidelijkheid zal geven aan belanghebbende.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd. Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in
aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het
uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale
beoordeling op grond van de Wht.

De Commissie ziet zich in deze procedure voor de vraag gesteld of UHT terecht en op
goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming op basis van de eerste toets af te wijzen.

De Commissie overweegt dat uit de schriftelijke stukken blijkt dat UHT voor de jaren
2012 en 2013 onderzoek heeft gedaan naar de voor belanghebbende vastgestelde KOT. Uit dat onderzoek volgt niet dat belanghebbende in 2012 KOT heeft ontvangen of heeft moeten terugbetalen. Wel is gebleken dat belanghebbende voor het jaar 2013 KOT heeft ontvangen. Het voorschot aan KOT voor het jaar 2013 werd in eerste instantie voorlopig vastgesteld op € 6.890, en vervolgens definitief op € 4.630. De reden voor deze bijstelling zou zijn dat belanghebbende zelf op 18 juni 2013 via het internetportaal van de Belastingdienst doorgaf dat de kinderopvang per 1 september 2013 stopte. Die reden komt de Commissie verklaarbaar voor. De bijstelling heeft er verder niet toe geleid dat belanghebbende over 2013 KOT heeft moeten terugbetalen. Op 19 september 2014 is namelijk nog € 37 aan belanghebbende uitbetaald. Onduidelijk blijft daarmee waarop het door belanghebbende genoemde bedrag van € 8.000 betrekking zou hebben. De Commissie hoopt dat daarover bij de integrale beoordeling meer duidelijkheid kan worden gegeven.

Uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT bij het uitvoeren van de lichte toets verder geen indicatie van vooringenomenheid of hardheid heeft waargenomen en daarom heeft mogen oordelen dat zij vooralsnog geen reden zag om tot het uitkeren van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie adviseert het bestreden besluit
in stand te laten. Met deze beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de
integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter