BAC 2022-05654
Publicatiedatum 04-11-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 21 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 29 maart 2022
Hoorzitting: 17 januari 2024
Overdracht advies aan UHT: 30 januari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en de beschikking van 21 februari 2022 (UHT CHR GU) in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) beschikking eerste toets € 30.000 van 21 februari 2022 (UHT CHR GU).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld met het verzoek om een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij beschikking van 21 februari 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
- Bij brief van 29 maart 2022, ontvangen op 31 maart 2022, heeft belanghebbende
tegen deze beschikking een bezwaarschrift met gronden ingediend. - Bij schriftelijke reactie van 15 maart 2023 heeft UHT gereageerd op het bezwaar van belanghebbende.
- Op 17 januari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter bij het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van€ 30.000
aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, als het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde 'eerste
toets'. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van
de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Dit licht de Commissie als volgt toe.
Voor berekeningsjaar 2017 is de KOT niet neerwaarts bijgesteld. Met betrekking tot
berekeningsjaren 2018 en 2019 is sprake geweest van een neerwaartse bijstellingen van de KOT. Deze bijstellingen houden verband met wijzigingen in het aantal opvanguren. Deze wijzigingen heeft belanghebbende zelf doorgegeven en zijn onder andere vermeld op de facturen van de kinderopvanginstelling die belanghebbende aan B/T heeft gestuurd. UHT vermeld in haar reactie dat de herbeoordeling zich beperkt tot 23 oktober 2019.
Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, wat op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft geen gevolgen voor het besluit waartegen in deze procedure in bezwaar is gekomen.
Dit brengt mee dat de Commissie, de hiervoor opgeworpen vraag bevestigend
beantwoordend, UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren. Hiermee geeft de Commissie nadrukkelijk géén voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.
Conclusie
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de eerste toets en adviseert de Commissie UHT:
- om het bezwaar ongegrond te verklaren;
- om in de beslissing op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de
beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de eerste toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter