BAC 2022-05606
Publicatiedatum 09-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 9 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 16 maart 2022
Hoorzitting: 1 juni 2023
Overdracht advies aan UHT: 14 augustus 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift van 6 maart 2022, ontvangen op 16 maart 2022, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking "lichte toets" € 30.000 van 9 februari 2022 (UHT CHR GU).
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende bericht dat UHT op dit moment nog geen reden ziet om € 30.000 te betalen.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) in werking getreden.
Gelet op artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking van 9 februari 2022
geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2 .1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Bij beschikking van 9 februari 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat hij (nog) geen recht heeft op compensatie op grond van de Catshuisregeling.
- Bij brief van 6 maart 2022, ontvangen op 16 maart 2022 heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen deze beschikking.
- Op 9 januari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaar van belanghebbende.
- Op 1 juni 2023 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag (hierna "KOT") heelt het
kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets door UHT. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
In het bezwaar verzoekt belanghebbende UHT om het toeslagjaar 2015 te herbeoordelen. Volgens belanghebbende hebben er onterechte terugvorderingen plaatsgevonden in dit toeslagjaar. Belanghebbende is derhalve van mening dat hij recht heeft op de tegemoetkoming van € 30.000.
In haar schriftelijke reactie heeft UHT aangevoerd waarom zij nog geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan.
Uit de systemen van B/T blijkt niet dat belanghebbende een aanvraag om toekenning van KOT heeft ingediend voor het toeslagjaar 2015, dat hij KOT heelt ontvangen en/of dat KOT over 2015 is teruggevorderd van belanghebbende.
Volgens UHT hebben de bijstellingen voor de jaren 2016 tot en met 2019, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende verstrekte informatie.
Daaruit heelt UHT geconcludeerd dat geen sprake is van institutioneel vooringenomen
handelen door B/T. Belanghebbende komt vooralsnog niet in aanmerking voor uitbetaling van het forfaitaire bedrag van € 30.000 aldus UHT.
Gelet hierop en in aansluiting op de ter zitting uitgewisselde standpunten, meent de
Commissie dat in deze bezwaarprocedure onvoldoende aanknopingspunten zijn om tot een andersluidend oordeel te komen dan UHT. Voor zover nu kan worden nagegaan heeft UHT op goede gronden geoordeeld dat voor het toeslagjaar 2015 geen KOT is aangevraagd en komt hij voor dat jaar niet in aanmerking voor compensatie. Ook voor de andere KOT jaren 2016 tot en met 2019 is vooralsnog niet gebleken van ten onrechte ingestelde terugvorderingen zodat hij ook voor die jaren hiervoor niet in aanmerking komt. De Commissie zal UHT adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren. Met voorgaande beoordeling neemt de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.
Conclusie
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heelt uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren;
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter