Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05600

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 3 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 17 maart 2022

Overdracht advies aan UHT: 1 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie zo spoedig mogelijk in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Beschikking eerste toets € 30.000 van 3 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 3 maart 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 3 maart 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij
    (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 9 maart 2022, ingekomen op 17 maart 2022, heeft belanghebbende
    bezwaar ingediend tegen deze beschikking. Op 30 januari 2023 heeft UHT hier
    schriftelijk op gereageerd.
  • Op 18 juli 2023 heeft zich als gemachtigde gesteld en aanvullende bezwaargronden ingediend. Hij verklaart dat belanghebbende en hij niet op de geplande hoorzitting op 19 juli 2023 zullen verschijnen en verzoekt de Commissie de zaak op de stukken af te doen.
  • De Commissie ziet op grond van artikel 7:3 onder c van de Algemene wet bestuursrecht af van het horen van belanghebbende en adviseert op basis van de
    aan haar bekende stukken.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift in haar vergadering van 19 juli 2023 behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Een van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van
de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstellingen voor de jaren 2015 tot en met 2019 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de door belanghebbende doorgegeven wijzigingen. De wijzigingen in toegekende KOT zijn dus, in ieder geval op het eerste gezicht, verklaarbaar en berusten niet op vooringenomenheid of hardheid van de regeling.

De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het
oordeel van de Commissie niet anders. Niet is gebleken dat de vermelding op de FSV-lijst van invloed is geweest op de aan belanghebbende toegekende KOT. Ook is niet gebleken dat de aan belanghebbende door UWV opgelegde boete, waarvan zij stukken heeft overgelegd, verband hield met de KOT.

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft dus geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen
voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden, los van het
bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de eerste toets.

De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk zal worden afgerond en dat aan belanghebbende in dat kader het Beoordelings- en informatieformulier en de betaal- en verrekenoverzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) worden verstrekt.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de eerste toets en adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaar ongegrond te verklaren;
  • in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van een standaardvergoeding volgens de compensatieregelingen en niet al mede een integrale beoordeling bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter