BAC 2022-05540
Publicatiedatum 30-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 8 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 17 maart 2022
Hoorzitting: 11 april 2024
Overdracht advies aan UHT: 13 mei 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gericht tegen bestreden besluit (UHT-DC I ) gegrond te verklaren ten aanzien de in het advies opgenomen onderdelen van de compensatieberekening. Daarnaast adviseert de Commissie UHT het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 8 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is bij voornoemde beschikking aan belanghebbende over de toeslagjaren 2008 en2009 en over januari tot en met oktober 2011 een definitief compensatiebedrag van € 15.426 toegekend. Op grond van de Catshuisregeling is dit bedrag aangevuld tot € 30.000. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over genoemde perioden namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
• Belanghebbende heeft op 19 februari 2020 een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2008 en 2009. Nadien is dit verzoek in overleg met belanghebbende uitgebreid met
de toeslagjaren 2010, 2011 en 2012.
• Bij beschikking van 23 juni 2021 heeft UHT geoordeeld dat belanghebbende op basis van de eerste toets in aanmerking kwam voor € 30.000 op grond van de Catshuisregeling en medegedeeld dat een integrale beoordeling nog zal volgen.
• De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 8 december 2021 aan UHT toegestuurd. CvW heeft – kort samengevat - geoordeeld dat UHT terecht tot de voorlopige conclusie is gekomen dat over toeslagjaar 2010, over de maanden november en december van het toeslagjaar 2011 en over het toeslagjaar 2012 geen sprake is geweest van vooringenomenheid en ook niet van hardheid van het stelsel. De compensatieregeling is wel van toepassing voor de toeslagjaren 2008 en 2009 en voor de maanden januari tot en met oktober 2011.
• In de vooraankondiging van 24 januari 2022 (UHT VC I) is aan belanghebbende een compensatiebedrag van € 15.426 toegekend over de toeslagjaren 2008 en 2009 en over de maanden januari tot en met oktober 2011. Belanghebbende had op grond van de Catshuisregeling al € 30.000 compensatie ontvangen. Het totaalbedrag aan compensatie of vergoeding was lager dan € 30.000. Daarom heeft belanghebbende geen extra compensatiebedrag uitbetaald kregen.
• Bij beschikking van 8 maart 2022 (UHT-DC I) is aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 15.462 toegekend over toeslagjaren 2008 en 2009 en over de maanden januari tot en met oktober 2011.
• Bij beschikking van 8 maart 2022 (UHT-DC I A) heeft UHT beslist dat belanghebbende over toeslagjaar 2010, over de maanden november en december 2011 en over toeslagjaar 2012 niet in aanmerking komt voor compensatie omdat geen sprake is geweest van vooringenomen handelen door B/T.
• Bij beschikking van 8 maart 2022 (UHT-DH5 A) heeft UHT beslist dat belanghebbende over toeslagjaar 2010, over de maanden november en december 2011 en over toeslagjaar 2012 niet in aanmerking komt voor compensatie op grond van hardheid van het stelsel.
• Gemachtigde heeft bij brief van 15 maart 2022 bezwaar gemaakt tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I. Bij brief van 28 oktober 2022 zijn de gronden van het bezwaar aangevuld.
• Op 25 augustus 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
• Op 11 april 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Omvang van het geding
Het advies van de Commissie heeft uitsluitend betrekking op de beschikking van UHT van 8 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I, waarin aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 15.462 is toegekend over de toeslagjaren 2008 en 2009 en over de maanden januari tot en met oktober 2011. Belanghebbende heeft alleen bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en niet tegen de overige genoemde beschikkingen van 8 maart 2022.
Niet de beschikking over alle relevante stukken
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij niet de beschikking heeft over de stukken waar UHT in de bestreden beschikking naar verwijst ter onderbouwing van haar stelling dat de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) is aangepast omdat belanghebbende wijzigingen zou hebben doorgegeven over een vermindering in het af te nemen aantal uren. In de bezwaarfase heeft UHT de XML bestanden overgelegd, waaruit volgens UHT blijkt dat belanghebbende zelf een urenwijziging heeft doorgegeven.
De Commissie adviseert deze bezwaargrond ongegrond te verklaren omdat UHT de ontbrekende gegevens alsnog heeft verstrekt.
Component a
Belanghebbende heeft gesteld dat onder component a voor 2011 een onjuist bedrag is vermeld (€ 1.660 in plaats van € 1.992). In de schriftelijke reactie heeft UHT erkend dat het hogere bedrag opgenomen had moeten worden en dat het bezwaar op dit punt gegrond zal worden verklaard. Ter gelegenheid van de hoorzitting is UHT van dit standpunt teruggekomen en heeft UHT gesteld dat het bedrag wel juist berekend was. Redengevend daarvoor is dat over november en december 2011 evident geen recht op KOT bestond. De voor deze berekening relevante voorschotbeschikking dateert van 17 november 2011 en deze bedroeg € 1.992. Indien op dit bedrag 2/12 in mindering wordt gebracht vanwege de twee maanden evident geen recht, resulteert dit in het in de compensatieberekening vermelde bedrag € 1.660.
UHT heeft verklaard dat ondanks dat het bedrag onder a juist was berekend in de te nemen beschikking uit gegaan zal worden van de bedragen zoals genoemd in de schriftelijke reactie aangezien dit aan belanghebbende reeds is toegezegd. De Commissie adviseert om aan deze toezegging gevolg te geven in het te nemen besluit.
Component m
UHT heeft op de hoorzitting erkend dat een onjuiste einddatum is opgenomen bij de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT, zoals belanghebbende had aangevoerd. Over toeslagjaar 2008 wordt het bedrag € 690, over toeslagjaar 2009 € 2.168 en over toeslagjaar 2011 € 609. De Commissie adviseert UHT de bestreden beschikking overeenkomstig deze berekeningen te herroepen en aan te passen en het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.
Component l
UHT heeft de Commissie meegedeeld dat UHT, indien het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is, bij de berekening van de vergoeding voor immateriële schade als einddatum zal hanteren de datum van de beslissing op het bezwaar. De Commissie adviseert UHT daarom dit beleid ook in dit geval toe te passen. De Commissie constateert hierbij tevens dat het bedrag van de immateriële schade nooit hoger kan zijn dan het bedrag onder component c. Als gevolg van de toezegging van UHT ten aanzien van de berekening onder component a wordt component c ook gewijzigd en wijzigt het maximale bedrag dat in dit geval aan immateriële schade toegekend kan worden ook.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is, adviseert de
Commissie om het verzoek om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te
wijzen.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT–DC I gegrond te verklaren
ten aanzien van de rentevergoeding over de gemiste KOT; - en de compensatieberekening aan te passen met inachtneming van dit advies;
- een proceskostenvergoeding toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter