Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05477 

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 18 maart 2022 met kenmerk UHT-CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 29 maart 2022

Hoorzitting: 23 november 2023

Overdracht advies aan UHT: 29 december 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

De door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking lichte toets van 18 maart 2022, met kenmerk UHT-CHR GU is
gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18
maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij Besluit uitbreiding
Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304)
(hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433).

Gelet op artikel 8.6 en artikel 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 18 maart 2022 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij
    op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende € 30.000 toe te kennen en dat de integrale beoordeling nog moet
    worden uitgevoerd.
  • Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 29 maart 2022, bezwaar gemaakt
    tegen deze beschikking. Op 6 mei 2022 heeft de Commissie een ontvangstbevestiging gestuurd.
  • Op 9 februari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
    belanghebbende.
  • Op 23 november 2023 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting
    gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies
    gevoegd.
  • De Commissie bestaande [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar van
    belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen (conform artikel 2. 7 Wht) betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend en daarvoor in aanmerking komen.

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

Bezwaar

Belanghebbende is het niet eens met de uitkomst van de lichte toets. Belanghebbende
heeft drie kinderen. Haar eerste kind heeft vanaf 2005 tot en met 2008 opvang genoten en haar tweede kind vanaf 2009 tot en met 2010. In 2010 heeft ze haar derde kind ingeschreven bij de kinderopvang, maar haar kind is feitelijk nooit naar de opvang
gegaan. Wel stelt belanghebbende een rekening te hebben ontvangen en deze tot op de dag van vandaag te betalen.

Onderzoek lichte toets

De Commissie kan UHT volgen ten aanzien van de motivering van het besluit en de
zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Hoewel de beschikking geen uitvoerige motivering bevat, heeft UHT met de schriftelijke reactie van 9 februari 2023 en diverse documenten waaronder SAS-overzichten en RKT-bestanden alsnog per toeslagjaar goed gemotiveerd onderbouwd waarom zij op basis van de lichte toets aan belanghebbende niet € 30.000 heeft toegekend.

Volgens UHT zijn de wijzigingen in de KOT over de toeslagjaren 2005 tot en met 2010
het gevolg van wijzigingen in het aantal opvanguren, wijzigingen in de opvangperiodes, wijzigingen in het toetsingsinkomen, stopzetting door de kinderopvang en stopzetting door belanghebbende zelf. Over de jaren 2005 tot en met 2010 heeft UHT geen bijzonderheden gevonden. Aan de hand van deze informatie heeft UHT geconcludeerd dat geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen of hardheid door B/T.

Voor toeslagjaar 2006 blijkt uit de brief van de Sociale dienst Walcheren dat
belanghebbende tot en met juni 2006 gebruik heeft gemaakt van kinderopvang. Vanaf 1 juli 2006 heeft belanghebbende geen gebruik meer gemaakt van kinderopvang en
daarom geen vergoeding ontvangen. Op 19 juli 2006 heeft belanghebbende een
vergoeding aangevraagd voor de kosten van kinderopvang en KOT gekregen over de
periode 1 juni 2006 tot en met 1 augustus 2006 (einde re-integratietraject).

Voor 2007 heeft belanghebbende een formulier ondertekend waarin wordt aangegeven dat zij geen gebruik heeft gemaakt van kinderopvang. Tijdens de hoorzitting heeft belanghebbende gesteld dat dit formulier niet kan kloppen omdat zij wel degelijk opvang heeft afgenomen tijdens haar studie in dat jaar.

Belanghebbende stelt dat zij in 2010 haar derde kind heeft ingeschreven bij de
kinderopvang, maar het kind is feitelijk nooit naar de opvang gegaan. Belanghebbende
heeft hier wel de rekening voor ontvangen en betaalt deze nog steeds af. Voor
toeslagjaar 2010 is het voorschot bedrag per 2 februari 2011 nogmaals verlaagd. UHT
heeft aangegeven dat de reden van de verlaging van € 1.656 naar € 1.368 niet duidelijk is. Per 1 maart 2011 is het voorschotbedrag weer opwaarts bijgesteld tot € 4.013.

De Commissie is van oordeel dat op basis van de beschikking, de schriftelijke reactie, de SAS-overzichten en de overige producties waarop de beschikking is gebaseerd, de
bestreden beschikking voldoende is onderbouwd. De Commissie is van oordeel dat in dit geval (nog) geen sprake is van vooringenomen handelen, hardheid of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld door de B/T, maar van verwerking van gegevens conform de wet- en regelgeving, zoals door UHT gesteld.

Gelet op het vorenstaande, stelt de Commissie vast dat in deze bezwaarprocedure
onvoldoende aanknopingspunten zijn om tot een andersluidend oordeel te komen dan UHT.

Voor zover een grondiger bestudering tijdens de integrale beoordeling tot de conclusie
leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, kan alsnog
worden overgegaan tot compensatie. Dit heeft echter geen gevolgen voor het besluit
over de lichte toets waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar
ongegrond te verklaren.

Integrale beoordeling

De Commissie heeft van belanghebbende ter zitting begrepen dat zij ten tijde van de
KOT aanvragen kampte met een flinke taalbarrière, beperkt opleidingsniveau en
prangende persoonlijke omstandigheden, die maakten dat zij geen volledig begrip kon
ontwikkelen van de documenten die zij toen ondertekende op aangeven van begeleiders tijdens het participatietraject van de sociale dienst. Zij stelt dat zij daarom documenten heeft ondertekend die ongewild tot terugvorderingen hebben geleid. Dit wringt temeer omdat B/T de KOT rechtstreeks betaalde aan de kinderopvangorganisatie, er wel sprake was van kinderopvang tijdens haar studie en belanghebbende geen enkel voordeel heeft genoten van deze betalingen. Bovendien stelt belanghebbende dat nog steeds sprake is van een schuld waarvoor na meer dan 15 jaar nog steeds een afbetalingsregeling van toepassing lijkt te zijn.

De Commissie adviseert UHT om de feiten en omstandigheden van deze situatie
diepgaand te onderzoeken (situatie uitbetalingen KOT aan kinderopvanginstelling, hoogte restschuld, looptijd betalingsregeling), en, bij gebreke van toepassing van artikel 2.1 Wht, te overwegen een oplossing ex artikel 9.1 Wht toe te passen. Te denken valt daarbij aan kwijtschelding van een eventuele restschuld KOT, uiteraard voor zover de bijzondere omstandigheden van dit geval leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor belanghebbende.

Conclusie

Samenvattend is de Commissie van oordeel dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten;
  • tijdens de integrale beoordeling nader onderzoek in te stellen naar de door belanghebbende ter zitting aangegeven feiten en omstandigheden en te overwegen een oplossing ex artikel 9.1 Wht toe te passen indien de instandhouding van die omstandigheden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor belanghebbende.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter