Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05384

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten: 17 maart 2022 met kenmerk UHT-DHS A en UHTDC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 28 maart 2022

Hoorzitting: 18 januari 2023

Overdracht advies aan UHT: 16 februari 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift gegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 17 maart 2022 (kenmerk UHT-DC-I A) ten aanzien van de toeslagjaren 2016 en 2017 en de Beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 17 maart 2022 (kenmerk UHT-DHS A) over toeslagjaar 2016.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304),
komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Whot werkt
afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling. Gelet op het voorgaande moeten de
bestreden beschikkingen van 17 maart 2022 geacht worden te zijn genomen op grond
van artikel 2.1 en verder van de Whot.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 1 juni 2020, ontvangen op 9 juni 2020, verzocht om een herbeoordeling van zijn persoonlijke situatie.
  • Bij beschikking van 21 april 2021 is aan belanghebbende een bedrag van
    € 30.000 toegekend.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 20 december 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn voor de toeslagjaren 2016 en 2017.
  • In (drie) beschikkingen van 17 maart 2022 (UHT-DC-I A / UHT-DH5 A / UHT-DH A) heeft UHT belanghebbende bericht dat hij geen recht heeft op compensatie voor de berekeningsjaren 2016 en 2017 en tegemoetkoming kot voor berekeningsjaar 2016 en dat UHT geen aanleiding ziet de kot over 2017 te herzien.
  • Bij beschikking van 17 maart 2022 (UHT-DC-I) heeft UHT belanghebbende bericht dat het definitieve compensatiebedrag voor de berekeningsjaren 2014 en 2015 € 19.573 bedraagt.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 21 maart 2022, ingekomen op 28 maart 2022, een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikkingen van 17 maart 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A.
  • Op 25 augustus 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
  • Op 18 januari 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie stelt vast dat het bezwaarschrift zich richt tegen de beschikkingen van
17 maart 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A. Deze beschikkingen hebben
betrekking op berekeningsjaren 2016 en 2017. De bezwaargronden richten zich alleen
tegen de afwijzing van compensatie of tegemoetkoming voor berekeningsjaar 2016.
Belanghebbende voert geen gronden aan die betrekking hebben op berekeningsjaar 2017. De Commissie ziet zich daarom gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor berekeningsjaar 2016 af te wijzen.

Beoordeeld dient te worden of UHT zich mocht baseren op het advies van de CvW. De
Commissie stelt voorop dat de CvW een adviseur is in de zin van artikel 3:5 Algemene
wet bestuursrecht (Awb). UHT mag zich daarom op het advies van de CvW baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het onderzoek, dat aan het advies ten grondslag ligt, zorgvuldig is verricht (artikel 3:9 Awb).

De Commissie leest in de aan haar bekende gegevens dat belanghebbende op
3 december 2015 een aanvraag kot 2016 heeft ingediend en dat deze eerst bij beslissing van 22 februari 2016 is toegekend. Volgens het LIC-overzicht zijn vanaf 6 februari 2016 de maandelijkse voorschotbetalingen aan belanghebbende verricht.
UHT en de CvW hebben beide vastgesteld dat de kot 2016 met vertraging is toegekend.

De CvW heeft op 20 december 2021 geoordeeld dat deze vertraging niet in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur en concludeert dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn voor berekeningsjaar 2016.
De Commissie vindt dat UHT zich niet mocht baseren op het advies van de CvW en zal
dat hieronder uitleggen.

Bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende over de toeslagjaren 2014 en 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (B/T) fouten gemaakt. Daarvoor heeft belanghebbende compensatie ontvangen. De vraag die voorligt is of het institutioneel
vooringenomen handelen van de B/T voor de toeslagjaren 2014 en 2015 zich ook heeft uitgestrekt over toeslagjaar 2016. De Commissie volgt belanghebbende in zijn stelling dat de vertraagde toekenning van kot 2016 voortvloeit uit de institutioneel
vooringenomen handelwijze van de B/T voor berekeningsjaren 2014 en 2015. De
Commissie wijst in dit verband op het Informatie- en beoordelingsformulier (pagina 8)
waar bij 22-01-2016 is vermeld:
"Ambtelijk besluit: Bij het invoeren van de lasten voor KOT 2014 en 2015 nav KOT CAF
bezwaar, is door de onzichtbare ambtenaar alle lasten van 2016 gestopt. Daarom dit
herstelt middels deze melding."
Belanghebbende vermoedt dat zijn rechtstreekse telefoontje op 20 januari 2016 met een ambtenaar op de bezwaarafdeling van de B/T tot dit herstel heeft geleid.
Met belanghebbende acht de Commissie het waarschijnlijk dat wanneer geen sprake was geweest van een CAF onderzoek de kot 2016 automatisch was gecontinueerd. Tijdens de hoorzitting heeft de behandelend ambtenaar deze verwachting ook uitgesproken. De Commissie meent daarom dat ook over het toeslagjaar 2016 institutioneel vooringenomen is gehandeld door B/T met de opgetreden vertraging als gevolg. De Commissie adviseert UHT daarom het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren en kot-jaar 2016 ook op te nemen in de herstelberekening.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaarschrift gegrond te verklaren.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter