BAC 2022-05378
Publicatiedatum 29-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 11 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 29 maart 2022
Hoorzitting: 9 november 2023 en 22 februari 2024
Overdracht advies aan UHT: 28 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren, de bestreden beschikking in stand te laten en het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding af te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking lichte toets van 11 februari 2022 (met kenmerk UHT CHR GU).
Met toepassing van het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691), gewijzigd bij Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Staatscourant 2021, 28304), heeft UHT in voornoemde beschikking kenbaar gemaakt dat zij op grond van de lichte toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende het forfaitaire bedrag van € 30.000 uit te betalen.
Overgangsrecht.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
• Belanghebbende heeft zich op 26 april 2021 bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
• Bij beschikking van 11 februari 2022 (met kenmerk UHT CHR GU) heeft UHT aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat zij op basis van de lichte toets geen reden ziet belanghebbende € 30.000 te betalen en dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
• Gemachtigde heeft bij brief van 23 maart 2022, ontvangen door UHT op 29 maart 2022, bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op 27 september 2022 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
• UHT heeft op 12 juli 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift van belanghebbende.
• Op 9 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Tijdens deze zitting bleek dat gemachtigde niet de beschikking had over het volledige dossier. In overleg met partijen is daarom besloten de stukken naar gemachtigde te versturen en een tweede hoorzitting te houden.
• Op 22 februari 2024 heeft de Commissie de tweede hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. De verslagen van beide hoorzittingen zijn achter dit advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende stelt in bezwaar het niet eens te zijn met de beslissing van UHT in de lichte toets om aan haar nog geen € 30.000 toe te kennen. Door fouten van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T), die leidden tot terugvorderingen en verrekeningen, is zij namelijk in de financiële problemen geraakt. Daarnaast stelt belanghebbende dat zij de juistheid van de beoordeling van UHT niet kan controleren. Volgens haar ontbreken in het dossier stukken die aan het besluit ten grondslag liggen en is de beschikking niet gemotiveerd. De Commissie overweegt hieromtrent het volgende.
Lichte toets
Het kabinet heeft in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag een aantal aanvullende maatregelen genomen met als doel sneller recht te kunnen doen aan een grote groep gedupeerde ouders. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend en daarvoor, na een lichte toets, in aanmerking komen.
In de lichte toets wordt aan de hand van de stukken die UHT op dat moment beschikbaar heeft, beoordeeld of een belanghebbende aan te merken valt als gedupeerde in de zin van artikel 2.1 Wht. Die beoordeling vindt plaats binnen meer beperkte kaders dan bij de integrale beoordeling het geval is. Bij de (nog op te starten) integrale beoordeling worden meer documenten betrokken, zoals de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC). Deze LIC-overzichten geven inzicht in betalingen, terugvorderingen en verrekeningen die zijn gedaan rondom de KOT.
Beoordeling van de toeslagjaren
De Commissie maakt uit de door UHT overgelegde stukken op dat de neerwaartse bijstellingen van de KOT over de toeslagjaren 2005 tot en met 2010, voor zover daar sprake van is, een gevolg zijn van door of namens belanghebbende opgegeven wijzigingen. Over het toeslagjaar 2005 is de KOT namelijk verlaagd vanwege een daling in het aantal uren dat gebruik werd gemaakt van kinderopvang. Wat betreft het toeslagjaar 2006 blijkt de verlaging van de KOT veroorzaakt te zijn door een daling van het aantal uren kinderopvang en een verhoging van het toetsingsinkomen. Het doorvoeren van deze wijzigingen heeft plaatsgevonden aan de hand van het reguliere toeslagenproces en geeft in zoverre geen blijk van vooringenomen handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1 Wht. Dat geldt onverkort ook voor de stopzetting van de KOT door belanghebbende op 26 september 2010 per 1 augustus 2010.
Wat betreft de toeslagjaren 2007 tot en met 2009 stelt de Commissie vast dat geen
sprake was van een neerwaartse bijstelling van de KOT. Daardoor voldoet
belanghebbende over die toeslagjaren evenmin aan de vereisten van artikel 2.1 Wht.
Binnen de beperkte kaders van de lichte toets kan niet vastgesteld worden dat
belanghebbende daadwerkelijk schade heeft geleden, laat staan dat die schade ontstaan zou zijn door vooringenomen handelen of hardheid van B/T.
In het licht van het vorenstaande acht de Commissie het begrijpelijk dat UHT
geconcludeerd heeft dat belanghebbende op basis van de lichte toets vooralsnog niet in aanmerking komt voor compensatie. Voor zover die conclusie bij de bestreden
beschikking onvoldoende zou zijn toegelicht, impliceert dat nog niet dat sprake is van
een gebrekkige motivering. De Commissie is van oordeel dat, met het indienen van de
schriftelijke reactie met daarin per relevant toeslagjaar een toelichting voorzien van
producties, het bestreden besluit voldoende is onderbouwd. De Commissie adviseert UHT daarom het bezwaar van belanghebbende ongegrond te verklaren. Dat betekent dat de genomen beslissing niet verandert. Voor zover een grondiger bestudering tot de
conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt,
hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, kan alsnog overgegaan worden tot
compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn en heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat de Commissie UHT zal adviseren het
bestreden besluit in stand te laten. Met dit advies neemt de Commissie geen voorschot
op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren, de
bestreden beschikking in stand te laten en het verzoek om toekenning van een
proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter