Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05366

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 7 maart 2022 (UHT-DC-I A) en 7 maart 2022 (UHT-DH5 A)

Ontvangst bezwaarschrift: 29 maart 2022 (UHT-DH5 A) en 16 juni 2022 (UHT-DC-I A)

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 23 februari 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde, namens belanghebbende ingediende bezwaar is gericht tegen de op 7 maart 2022 door UHT genomen beschikkingen (UHT-DC-I A & UHT-DH5 A), waarbij het verzoek van belanghebbende om over de toeslagjaren 2008 tot en met 2015 compensatie toe te kennen is afgewezen.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft UHT op 15 oktober 2020 verzocht om een herbeoordeling van haar aanspraken op kinderopvangtoeslag. UHT heeft in het kader van de herbeoordeling gekeken naar de toeslagjaren 2008 tot en met 2015 en een zienswijze ingediend bij de Commissie van Wijzen (hierna: CvW).
  • UHT heeft belanghebbende bij beschikking van 1 maart 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 uit hoofde van de eerste toets aangemerkt als gedupeerde ouder en een voorschot op de compensatie toegekend van € 30.000,-.
  • De CvW heeft op 21 februari 2022 het verzoek van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat belanghebbende over de toeslagjaren 2008 tot en met 2015 niet in aanmerking komt voor compensatie uit hoofde van institutionele vooringenomenheid of hardheid.
  • UHT heeft bij beschikkingen van 7 maart 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A besloten dat belanghebbende over de toeslagjaren 2008 tot en met 2015 niet in aanmerking komt voor compensatie.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 23 maart 2022, op 29 maart 2022 door UHT ontvangen, bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 7 maart 2022 met kenmerk UHT-DH5 A.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 13 juni 2022, op 16 juni 2022 door UHT ontvangen, tevens bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 7 maart 2022 met kenmerk UHT-DC-I A.
  • Gemachtigde heeft de gronden van het bezwaar bij schrijven van 24 maart 2023 aangevuld.
  • Bij schrijven van 29 maart 2023 heeft gemachtigde namens belanghebbende laten weten dat zij geen prijs stelt op een hoorzitting.
  • UHT heeft op 15 mei 2023 schriftelijk gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Volledigheid dossier
Belanghebbende heeft aangevoerd dat UHT zou hebben verzuimd stukken te overleggen, die voor de beoordeling van het bezwaar relevant zouden zijn. Zij wijst op het ontbreken van stukken over verschillende toeslagjaren, zoals beschikkingen en de door belanghebbende zelf ingediende stukken. De Commissie overweegt met betrekking tot dit procedurele bezwaar als volgt.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Awb. Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Tegen besluiten van UHT in aansluiting op adviezen van de Commissie kan belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.

Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 lid 3 tot en met 4 Wht (voorheen artikel 49e lid 3 t/m 4 Awir) heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. UHT heeft naar aanleiding van het eerste bezwaarschrift van belanghebbende het BIP-dossier (de stukken die bij de besluitvorming van de bestreden besluiten zijn gebruikt) overgelegd. Bij de schriftelijke reactie heeft UHT een uitgebreider dossier overgelegd. Daarbij heeft UHT ontbrekende wijzigingsformulieren, de ontbrekende overeenkomst kinderopvang 2009 en de stopzetting over 2015 als bijlagen toegevoegd (productie 69
tot en met 73a, 76 tot en met 78, 81 tot en met 84, 92, 97 en 99 tot en met 104). UHT heeft daarnaast RKT-bestanden en SAS-overzichten met betrekking tot de toeslagjaren 2008 tot en met 2015 overgelegd. Het komt de Commissie voor dat UHT hiermee aan haar verplichting de op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaarprocedure te brengen, heeft voldaan. Van een schending van het inzagerecht van belanghebbende is naar oordeel van de Commissie geen sprake.

Compensatie over de toeslagjaren 2008 tot en met 2015

Ingevolge artikel 2.1 en verder Wht komt een belanghebbende in aanmerking voor forfaitaire compensatie over een toeslagjaar, indien er vóór 23 oktober 2019 een neerwaartse correctie heeft plaatsgevonden over het desbetreffende toeslagjaar waarbij sprake is geweest van individueel of institutioneel vooringenomen handelen ofwel hardheid bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2008 tot en met 2015 verschillende keren neerwaarts gecorrigeerd. Uit het dossier volgt dat bij deze correcties steeds is uitgegaan van door belanghebbende doorgegeven wijzigingen en/of informatie dan wel inkomensgegevens uit de Basisregistratie Inkomen (BRI).

De Commissie heeft naar aanleiding van het bezwaar nader gekeken naar de herbeoordeelde toeslagjaren, het aangevoerde door belanghebbende en de verantwoording van de correcties in het dossier. Een en ander geeft geen aanleiding te veronderstellen dat bij de correcties sprake is geweest van individueel of institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen. Het is de Commissie verder niet gebleken dat belanghebbende bij de toekenning van de kinderopvangtoeslag nadeel heeft ondervonden van het CAF-vergelijkbaar onderzoek (2011).

De Commissie heeft in het dossier slechts reguliere correcties aangetroffen en volgt UHT daarom in haar oordeel, dat belanghebbende over de toeslagjaren 2008 tot en met 2015 niet in aanmerking komt voor compensatie ex artikel 2.1 lid 1 Wht. UHT heeft belanghebbende in het kader van de eerste toets aangemerkt als gedupeerde ouder. Belanghebbende zal het reeds ontvangen compensatiebedrag niet hoeven terugbetalen, ook al is nu duidelijk geworden dat zij niet voor compensatie in aanmerking komt.

Motiverings- en/of zorgvuldigheidsbeginsel
De bestreden beschikkingen komen de Commissie, gezien het voorgaande, als juist en goed gemotiveerd voor. Van enige onzorgvuldigheid bij de totstandkoming van de bestreden beschikkingen, is de Commissie niet gebleken.

Proceskostenvergoeding
Het bezwaar is naar opvatting van de Commissie ongegrond. Er is geen aanleiding voor herroeping van het bij bezwaar bestreden besluit. De Commissie ziet, gelet op het bepaalde in artikel 7:15 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht, geen aanleiding om UHT te adviseren een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter