Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05339

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: Van 24 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 24 maart 2022

Overdracht advies aan UHT: 14 juni 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift gegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 24 maart 2022 (UHT-DC 1).

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat er bij de beoordeling van haar situatie over het toeslagjaar 2016 fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de
Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) is aan haar voor het toeslagjaar 2016 een compensatie toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Whot werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 24 maart 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.

Procesverloop

  • Bij brief van 10 januari 2022 heeft de UHT belanghebbende een vooraankondiging van de compensatie toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 10.497. Dit bedrag is aangevuld tot € 30.000.
  • Bij beschikking van 24 maart 2022 is een definitieve compensatie toegekend van
    € 11.689. Omdat belanghebbende al€ 30.000 heeft ontvangen, volgt geen extra uitbetaling.
  • Tegen de definitieve beschikking heeft gemachtigde op 21 maart 2022 een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is op 14 december 2022 door kantoorgenoot van gemachtigde aangevuld met gronden.
  • De UHT heeft op 22 december 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
  • Bij e-mailbericht van 11 april 2023 heeft gemachtigde, mede namens aangegeven dat belanghebbende afziet van de mogelijkheid om gehoord te worden.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Belanghebbende heeft uiteengezet dat zij ontsteld is over het feit dat haar herbeoordeling bij UHT nog steeds niet is afgerond. Zo heeft zij nooit een eindgesprek
kunnen voeren en is haar PZB-er thans niet meer in functie. Belanghebbende is deze
procedure in juni 2021 begonnen en had nooit verwacht dat zij twee jaar later nog steeds midden in deze ellende zou zitten. De Commissie stelt vast dat UHT daarop in haar schriftelijke reactie helaas niet heeft gereageerd. De Commissie adviseert UHT daarom met klem om alsnog in overleg te treden met gemachtigde om te bezien welke wensen belanghebbende heeft om tot de door haar gewenste afronding te kunnen komen.

Belanghebbende meent verder dat er meer is verrekend dan dat zij aan compensatie
heeft ontvangen. De berekening van de compensatie is op onjuiste bedragen gebaseerd en de bestreden beschikking is daarom onzorgvuldig genomen. De Commissie verstaat het betoog van belanghebbende aldus dat zij geen inzicht heeft gekregen (gebrek aan wetenschap) over de wijze waarop de terugvorderingen van KOT in haar geval gestalte hebben gekregen en hoe en in welke mate verrekeningen hebben plaats gevonden.

UHT heeft de compensatieberekening bij het uitbrengen van het bestreden besluit niet voldoende toegelicht. Dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van de schriftelijke reactie door UHT met de uitgebreide uitleg en met behulp van LIC-overzichten en overige producties voldoende duidelijk is geworden welke verrekeningen en betalingen hebben plaats gevonden en in hoeverre deze zijn meegenomen in de berekening van het compensatiebedrag. De Commissie acht het bestreden besluit daarmee ook voldoende onderbouwd.

UHT heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat het bedrag van de vergoeding van de rente over gemiste KOT in de compensatieberekening onjuist is en zal worden
aangepast. Component O van de compensatieberekening dient € 1.827 te bedragen in
plaats van € 1.821. Dit heeft tot gevolg dat de berekening ook op een aantal andere
punten behoort te worden aangepast. In de eerste plaats ten aanzien van de berekening van de vergoeding voor immateriële schade. UHT heeft de Commissie meegedeeld dat UHT, indien een bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is, bij de berekening van de vergoeding voor immateriële schade in afwijking van de Whot als einddatum zal hanteren de datum van de beslissing op het bezwaar. De Commissie geeft UHT daarom in overweging dit beleid ook in dit geval toe te passen. In de tweede plaats zal de (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar ook behoren te leiden tot aanpassing van de onderdelen rente wegens gemiste KOT en de zogenoemde 1 % - vergoeding. Een en ander zal, naar de BAC verwacht, niet leiden tot een hoger compensatiebedrag omdat de nieuwe berekening van het compensatiebedrag naar alle waarschijnlijkheid niet zal leiden tot een hoger bedrag dan het bedrag van € 30.000 dat al is uitbetaald. Nu het bezwaar op dit punt gegrond is geacht, wordt toekenning van een proceskostenvergoeding geadviseerd.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om:

  • het bezwaar gegrond te verklaren voor wat betreft de berekening van de rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag;
  • de compensatieberekening daarop aan te passen en tevens de berekening van de vergoeding voor immateriële schade en de 1 % vergoeding aan te passen;
  • een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure;
  • in overleg te treden met gemachtigde over de wensen van belanghebbende voor afronding van deze procedure.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter