BAC 2022-05333
Publicatiedatum 29-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 3 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 4 april 2022
Hoorzitting: 3 oktober 2023
Overdracht advies aan UHT: 6 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren en het verzoek om vergoeding van de
proceskosten af te wijzen.
Onderwerp van advies
Door mevrouw gemachtigde is namens belanghebbende op 1 april 2022 een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaar is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 3 maart 2022. In de bestreden beschikking heeft UHT kenbaar gemaakt dat zij naar aanleiding van de eerste toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende het forfaitaire bedrag van € 30.000 toe te kennen.
De beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691), gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021
(Staatscourant 2021, 28304).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Staatsblad 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht wordt de
bestreden beschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT gemeld in het kader van herbeoordeling van
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). - Bij beschikking van 3 maart 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat UHT op
basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende
een bedrag van € 30.000 toe te kennen en dat de integrale beoordeling nog moet
worden uitgevoerd. - Op 1 april 2022 heeft gemachtigde hiertegen bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift
is op 4 april 2022 ontvangen en de ontvangst is op 12 april 2022 bevestigd. - Op 26 mei 2023 heeft UHT een schriftelijk reactie ingediend.
- Op 2 oktober 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden van bezwaar ingediend.
- Op 3 oktober 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
van partijen. Het hoorverslag is opgenomen in dit advies. - Op 4 oktober 2023 is naar aanleiding van de hoorzitting nogmaals het
bezwaardossier inclusief alle producties aan gemachtigde gestuurd. - Op 22 november 2023 heeft de behandelend ambtenaar namens UHT laten weten
dat de conclusie van het vaktechnisch overleg is dat de toeslagpartner van
belanghebbende niet voldoet aan artikel 1.6 van de Wet kinderopvang. Daarmee
bestond destijds evident geen recht op KOT. Binnen het behandelkader van de eerste toets blijft UHT bij het standpunt dat het bezwaar ongegrond is. - Op 12 januari 2024 heeft gemachtigde aangegeven dat belanghebbende bij het
standpunt blijft dat hij als alleenstaande ouder beschouwd dient te worden. Zijn kind verbleef namelijk bij hem en omdat hij moest werken heeft hij gebruik moeten
maken van kinderopvang.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende
maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die
maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle
gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek
wordt gehonoreerd.
Voor de beantwoording van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in een zogenoemde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
De Commissie overweegt dat UHT onderzoek heeft gedaan naar KOT over de jaren 2013 tot en met 2015. In alle jaren zijn er correcties geweest die hebben geleid tot een
nihilstelling dan wel een neerwaartse bijstelling van KOT. Uit de stukken volgt dat B/T op 22 april 2014 informatie heeft opgevraagd over het toeslagjaar 2013 (productie 6) en dat belanghebbende het betreffende antwoordformulier met dagtekening 30 april 2014 heeft teruggestuurd (productie 7). Het antwoordformulier is op 8 mei 2014 door B/T ontvangen. Bij brief van 7 juli 2014 heeft B/T belanghebbende laten weten dat de KOT over toeslagjaren 2013 en 2014 zou worden stopgezet omdat de aangeleverde informatie onvolledig is (productie 10). De Commissie merkt op dat uit de stukken niet valt af te leiden dat belanghebbende voorafgaande aan die stopzetting in de gelegenheid is gesteld de onvolledige informatie aan te vullen (zie ook de inhoud van het bezwaarschrift in productie 11). Er is evenmin een verklaring voor de gang van zaken gegeven. Een en ander wijst daarmee in de richting van de mogelijkheid dat sprake is geweest van individueel vooringenomen handelen jegens belanghebbende. Dat in de bezwaarfase alsnog een herstelmogelijkheid is geboden (productie 12) en dat de KOT naar aanleiding van dat bezwaar is toegekend (productie 14), doet daar in beginsel niet aan af. Tijdens de hoorzitting is echter de vraag opgeworpen of zich in dit geval een uitzonderingssituatie voordoet die aan toekenning van compensatie in de weg staat. Dat is een kwestie die nader onderzoek vergt (zie hierna). Over toeslagjaar 2015 is de KOT weliswaar stopgezet, maar er lijkt vooralsnog sprake te zijn van een fout bij de verwerking van het bezwaar over toeslagjaar 2014. Dat over dat toeslagjaar sprake zou zijn van individueel vooringenomen handelen of hardheid is op dit moment in ieder geval onvoldoende duidelijk.
Tijdens de hoorzitting heeft UHT opgemerkt dat over de status van de partner van
belanghebbende nog onduidelijkheid bestaat en dat nader onderzoek daarnaar
noodzakelijk is. Bij e-mail van 22 november 2023 heeft UHT zich op het standpunt
gesteld dat de toeslagpartner van belanghebbende destijds niet voldeed aan artikel 1.6 van de Wet kinderopvang (WKO) en dat er daardoor evident geen recht bestond op KOT. Deze omstandigheid staat volgens UHT in de weg aan de toekenning van compensatie onder de Wht. UHT blijft daarom bij het standpunt dat, binnen het behandelkader van de eerste toets, het bezwaar ongegrond is. Tijdens de integrale beoordeling zal een en ander uitgebreider worden onderzocht.
Gemachtigde heeft op de bevindingen van UHT gereageerd. Zij blijft bij het standpunt
dat belanghebbende als alleenstaande ouder beschouwd dient te worden. Zijn partner
verbleef destijds in het buitenland en hun kind bij hem. Omdat hij moest werken heeft hij gebruik moeten maken van kinderopvang.
De Commissie overweegt dat de eerdergenoemde gang van zaken duidt op de
mogelijkheid dat sprake is geweest van individuele vooringenomenheid in de
toeslagjaren 2013 en 2014. Het is dan de vraag of UHT zich terecht beroept op de
uitzondering voor ernstige onregelmatigheden (artikel 2.1 lid 2 Wht). De Commissie
merkt op dat UHT heeft gemotiveerd waarom zij tot die conclusie is gekomen. De
beoordeling van de juistheid van die stelling vergt nader onderzoek. Dat gaat het bestek van de lichte toets te buiten. De Commissie concludeert daarom dat UHT binnen het kader van de lichte toets op goede gronden tot haar besluit is gekomen.
Tijdens de integrale beoordeling zal het voorgaande diepgaander moeten worden
uitgezocht. Daarbij zal voor wat betreft de partner van belanghebbende aandacht
moeten worden besteed aan de feitelijke (woon)situatie; de vraag of de partner van
belanghebbende voldeed aan het partnerbegrip zoals dat in de onderhavige jaren luidde; en de eventueel te harde uitwerking die de wetgeving had in de situatie van
belanghebbende.
Voor zover een grondiger bestudering tijdens de integrale beoordeling tot de conclusie
leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, kan alsnog
worden overgegaan tot compensatie.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:
- het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten; en
- het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter