BAC 2022-05279
Publicatiedatum 23-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 8 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I, 8 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I A en 4 april 2022 met kenmerk UHT-O OGS B
Ontvangst bezwaarschrift: 29 en 30 maart 2022 en 29 april 2022
Hoorzitting: 30 november 2022
Overdracht advies aan UHT: 22 december 2022
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert aan UHT om
de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
De door [gemachtigde], namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de volgende door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikkingen:
- Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 8 maart
2022 met kenmerk UHT-DC I, waarin het definitieve compensatiebedrag voor het
toeslagjaar 2014 en de periodes januari tot en met maart 2015 en maart tot en met
september 2016 is bepaald op € 30.000; - Definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 8 maart
2022 met kenmerk UHT-DC I A, waarin het verzoek om compensatie of
tegemoetkoming is afgewezen voor de periodes april tot en met december 2015,
januari, februari en oktober tot en met december 2016 en het toeslagjaar 2017; - Definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS) van 4 april 2022
met kenmerk UHT-O OGS B, waarin aan belanghebbende een tegemoetkoming O/GS van € 5.678 is toegekend voor de periodes april tot en met december 2015,
januari, februari en oktober tot en met december 2016 en het toeslagjaar 2017.
Het totale aan belanghebbende toegekende compensatie- en tegemoetkomingsbedrag bedraagt € 30.000.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 8 januari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de
kot over de jaren 2015 en 2016, later uitgebreid naar de periode 2014-2017. - Bij beschikking van 23 februari 2021 heeft UHT aan belanghebbende het
minimumbedrag van € 30.000 toegekend op grond van het Besluit uitbreiding
Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft op 15 november 2021 geoordeeld
dat de compensatieregeling van artikel 49b van de Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de hardheidscompensatie van artikel
49 Awir niet van toepassing zijn voor de maanden april tot en met december
2015, de maanden januari, februari en oktober tot en met december 2016 en het
hele jaar 2017. Voor de terugvorderingen over die periodes is wel een 0/GS-tegemoetkoming van toepassing. - Bij beschikking van 8 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I is belanghebbende
bericht dat het definitieve compensatiebedrag, voor toeslagjaar 2014 en de
periodes januari tot en met maart 2015 en maart tot en met september 2016
€ 30.000 is. - Op dezelfde datum, 8 maart 2022, stuurt UHT de Definitieve beschikking afwijzing
compensatie kinderopvang met kenmerk UHT-DC-I A, waarin aan belanghebbende
wordt medegedeeld dat zij over de jaren april tot en met december 2015, januari,
februari en oktober tot en met december 2016 en 2017 een recht op
compensatie heeft omdat er geen fouten zijn gemaakt door de Belastingdienst. - Bij beschikking van 4 april 2022 heeft UHT aan belanghebbende een
tegemoetkoming O/GS toegekend van € 5.678. - Gemachtigde heeft bij brieven van respectievelijk 29 en 30 maart en 29 april
2022, ingekomen op dezelfde data, tegen deze 3 besluiten bezwaarschriften
ingediend. - Op 1 september 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Op 30 november 2022 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van
belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag
gemaakt dat bij het advies is gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Bezwaar tegen de Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 8 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I; de toekenning van compensatie
Belanghebbende stelt in haar bezwaar dat de bedragen in de bij de bestreden
beschikking behorende berekening niet kloppen; als voorbeeld wijst zij op de bedragen
vermeld bij onderdeel c van de berekening (bedragen die zij eerder heeft moeten
terugbetalen of niet gekregen heeft). De vermelde bedragen corresponderen volgens
haar niet met de veel hogere schulden die zij heeft bij de Belastingdienst; zij verwijst
naar producties B en D bij het bezwaarschrift.
De Commissie overweegt als volgt.
UHT heeft per kot-jaar uitgebreid beschreven hoe de bedragen van de
compensatieberekening, ook bij de onderdelen c en e (waarin de niet terugbetaalde
schulden zijn vermeld), vastgesteld zijn. In de door belanghebbende overgelegde
producties B en D met betrekking tot haar schulden bij de Belastingdienst ziet de
Commissie geen aanleiding om deze bedragen onjuist te achten. Productie B betreft een boedelbeschrijving per 27 september 2018, opgesteld door de
beschermingsbewindvoerder van belanghebbende. In het overzicht is de totale schuld
aan de Belastingdienst vermeld. Productie D betreft een overzicht van de Belastingdienst waarin de schulden van belanghebbende per aanslag zijn uitgesplitst. Uit dit overzicht blijkt dat er per 7 mei 2019 niet alleen sprake was van schulden inzake kot, maar ook vanwege ontvangen huur- en zorgtoeslag.
Deze bezwaargrond treft naar de mening van de Commissie daarom geen doel.
Bezwaar tegen de Definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 8 maart met kenmerk UHT-DC I A
Belanghebbende geeft aan dat dit bezwaar niet gericht is tegen de afwijzing compensatie voor kot-jaar 2017 omdat zij in dat jaar geen gebruik heeft gemaakt van kinderopvang; de Commissie laat het kot-jaar 2017 daarom verder buiten beschouwing. Over de resterende perioden (april tot en met december 2015 en januari, februari en oktober tot en met december 2016) is belanghebbende van mening dat zij wel recht heeft op compensatie.
UHT heeft nader toegelicht, onder verwijzing naar productie 37a, dat kinderopvangorganisatie per niet meer geregistreerd stond in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). Daarmee is, zo begrijpt de Commissie. niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 1.5 van de Wet Kinderopvang van geregistreerde opvang. Belanghebbende had daarom van april tot en met december 2015 geen recht op kot en daarmee evenmin recht op compensatie, aldus UHT.
Voor de maanden januari, februari en oktober tot en met december 2016 bestond
volgens UHT ook geen recht op kot omdat uit de door belanghebbende overgelegde
jaaropgave en de facturen van niet blijkt dat in die maanden
kinderopvang is genoten. Ter zitting heeft belanghebbende aangevoerd dat zij heel 2015 en 2016 gebruik heeft gemaakt van kinderopvang. Ten aanzien van het toeslagjaar 2015 stelt zij dat vanaf maart 2015 opvang is genoten bij [kinderopvangorganisatie]. Voor het toeslagjaar 2016 betoogt belanghebbende dat zij alle stukken met betrekking tot de kinderopvang heeft overgelegd, waaronder de facturen.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij vanaf maart 2015 gebruik heeft gemaakt
van kinderopvang heeft belanghebbende geen relevante stukken overgelegd. Voor de
maanden januari, februari en oktober tot en met december van het jaar 2016 beschikt de Commissie niet over stukken, zoals facturen, waaruit blijkt dat in dat jaar kinderopvang werd genoten. De Commissie meent dat UHT daarom terecht geen compensatie heeft toegekend voor de maanden april tot en met december 2015 en januari, februari en oktober tot en met december 2016.
Bezwaar tegen de Definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS) van 4 april 2022 met kenmerk UHT-O OGS B
Belanghebbende stelt dat bij de berekening van de 0/GS-tegemoetkoming ten onrechte wordt uitgegaan van de bedragen die belanghebbende volgens UHT heeft moeten terugbetalen over de kot-jaren 2015, 2016 en 2017. Deze bedragen zijn volgens haar niet correct vastgesteld, wat een gevolg is van de onjuistheid van de andere twee beschikkingen waartegen ook bezwaar is gemaakt. Als de juiste bedragen waren gehanteerd zou de tegemoetkoming volgens belanghebbende veel hoger geweest zijn dan € 30.000.
De Commissie ziet, gelet op wat hierboven is overwogen, geen aanleiding om aan te
nemen dat de bedragen in de andere twee beschikkingen niet correct zijn. De Commissie heeft ook geen aanwijzingen dat de O/GS-tegemoetkoming onjuist is vastgesteld. Het bezwaar van belanghebbende treft daarom geen doel.
Verzoek verstrekken dossier
Belanghebbende heeft in haar drie bezwaarschriften aandacht gevraagd voor het niet-verstrekken van haar dossier door UHT. Zij vindt dat dit in strijd is met het
zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Commissie vindt het heel vervelend voor belanghebbende dat het zo lang heeft
geduurd voordat zij stukken mocht ontvangen, maar stelt vast dat het gehele
bezwaardossier inmiddels aan gemachtigde is verstrekt in het kader van deze
bezwaarprocedures. De bezwaargrond slaagt daarom niet.
Voor zover belanghebbende doelt op de verstrekking van haar persoonlijke dossier
overweegt de Commissie dat dit dossier alle informatie over belanghebbende bij de
Belastingdienst bevat. Het bezwaardossier heeft uitsluitend betrekking op de
kinderopvangtoeslag en bevat de daarop betrekking hebbende stukken. Het ontbreken van het persoonlijke dossier vormt, zoals uit het voorgaande volgt, geen belemmering voor het instellen en de behandeling van bezwaren die betrekking hebben op de kinderopvangtoeslag.
Overige ter zitting opgeworpen punten
De overige door gemachtigde ter zitting opgeworpen punten zijn naar de mening van de Commissie tijdens de hoorzitting voldoende besproken en uitgelegd en behoeven geen advies.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren, de bestreden beschikkingen in stand te houden en zoals verzocht 3 afzonderlijke
beslissingen op bezwaar te nemen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter