BAC 2022-05186
Publicatiedatum 05-12-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 10 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 24 maart 2022
Hoorzitting: 12 juli 2023
Overdracht advies aan UHT: 23 augustus 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten en daarbij met name aandacht te besteden aan hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over het ontbreken van een passende betalingsregeling.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] ingediende bezwaarschrift, namens [belanghebbende], is gericht tegen de door UHT genomen Beschikking eerste toets van 10 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 10 februari 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2008 en 2009.
- Bij beschikking van 10 februari 2022 (met het kenmerk UHT CHR GU) is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van
€ 30.000. - Bij brief van 19 maart 2022, ingekomen op 24 maart 2022, heeft belanghebbende
bezwaar ingediend tegen deze beschikking. Op 26 januari 2023 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd. - Op 12 juni 2023 heeft zich als gemachtigde van belanghebbende gesteld.
- Op 12 juli 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000
aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2. 7 Wht).
oor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van
de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij nog geen reden zag om tot uitkering van
€ 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstellingen voor de jaren 2008 en 2009 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden
conform de namens belanghebbende opgestuurde informatie. De wijzigingen in
toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar.
De Commissie geeft UHT in overweging om bij de integrale beoordeling onderzoek te
verrichten naar hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over het ontbreken van een passende betalingsregeling voor de terugvorderingen en hier uitsluitsel over te geven.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaarschrift
ongegrond te verklaren. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen
voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden, los van het
bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de eerste toets.
Conclusie
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de eerste toets en adviseert de Commissie UHT:
- om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
- om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van een standaardvergoeding volgens de compensatieregelingen en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
- om bij de integrale beoordeling met name aandacht te besteden aan hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over het ontbreken van een passende betalingsregeling.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter