Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05138

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 11 maart 2022 met kenmerk UHT CHR MGU

Ontvangst bezwaarschrift: 21 maart 2022

Overdracht advies aan UHT: 6 juli 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) beschikking van 11 maart 2022 (UHT CHR MGU), inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering, van 11 maart 2022.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433).

Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag
(hierna: KOT), waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te
vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1.,
voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 11 maart 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van KOT.
  • Bij beschikking van 11 maart 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat hij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 17 maart 2022, ontvangen op 21 maart 2022, heeft gemachtigde tegen deze beschikking een bezwaarschrift met gronden ingediend.
  • Bij schriftelijke reactie van 25 januari 2023 heeft UHT hierop gereageerd.
  • De Commissie heeft belanghebbende op 11 april 2023 uitgenodigd om zijn bezwaar mondeling toe te lichten op een hoorzitting op 7 juni 2023. Belanghebbende of zijn gemachtigde is niet op deze hoorzitting verschenen. In het daaropvolgende telefoongesprek van 7 juni 2023 tussen de fungerend voorzitter van de Commissie en de gemachtigde van belanghebbende (diens broer) is meegedeeld dat de hoorzitting daarom geen doorgang vindt. Ook is meegedeeld dat een uitnodiging voor een nieuwe hoorzitting zal worden verstuurd en dat de zaak op de stukken wordt afgedaan als belanghebbende of zijn gemachtigde op de volgende uitnodiging weer niet verschijnt.
  • De Commissie heeft belanghebbende en zijn gemachtigde op 13 juni 2023 uitgenodigd om het bezwaar mondeling toe te lichten op een nieuwe hoorzitting,
    op 21 juni 2023. Belanghebbende of zijn gemachtigde is wederom niet op deze
    hoorzitting verschenen. De fungerend voorzitter van de Commissie heeft
    gemachtigde vervolgens telefonisch geïnformeerd dat de hoorzitting daarom geen
    doorgang vindt. Met verwijzing naar het telefoongesprek van 7 juni 2023 besluit
    de fungerend voorzitter dat de zaak op stukken wordt afgedaan zonder
    belanghebbende te horen, aangezien naar zijn mening belanghebbende kennelijk
    geen gebruik wenst te maken van zijn recht om te worden gehoord.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift
    behandeld in haar vergadering van 21 juni 2023.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog of te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende
maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Een van die
maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle
gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek
wordt gehonoreerd (artikel 2.7. Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

De beschikking van 11 maart 2022 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde: "Wij
zien nu geen reden om u € 30.000 te betalen" bevat, na die mededeling, een aantal argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering zijn. In de motivatie
wordt vermeld dat UHT bij de herbeoordeling precies bekijkt of belanghebbende in
aanmerking komt voor compensatie of tegemoetkoming.

In zijn bezwaarschrift heeft belanghebbende aangegeven dat hij KOT heeft aangevraagd en dat de aanvraag is afgewezen. Belanghebbende heeft vervolgens verder geen actie ondernomen. Hierna zijn schulden ontstaan en heeft belanghebbende geld moeten lenen om kinderopvang te kunnen betalen, waardoor nog meer schulden zijn ontstaan.

In de schriftelijke reactie heeft UHT aanvullend duidelijkheid verschaft over de reden
waarom zij niet tot toekenning van de uitkering van het forfaitaire bedrag van € 30.000 over is gegaan. UHT heeft uiteengezet dat belanghebbende voor 2018 KOT heeft ontvangen en dat geen neerwaartse correcties plaatsgevonden hebben. Voor 2019 heeft belanghebbende geen KOT ontvangen omdat hij niet gereageerd heeft op twee afzonderlijke informatieverzoeken. Hierna heeft B/T aan belanghebbende bericht dat de aanvraag om KOT wordt afgewezen. UHT voert aan dat zij vooralsnog geen reden heeft om aan te nemen dat sprake is van vooringenomen handelen en/of hardheid, of van opzet/grove schuld (O/GS).

De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van
de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van
€ 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Dat legt de Commissie hierna uit.

Berekeningsjaren 2018 en 2019

Voor berekeningsjaar 2018 heeft belanghebbende KOT ontvangen; er heeft zich geen
neerwaartse correctie KOT voorgedaan. Met betrekking tot berekeningsjaar 2019 heeft belanghebbende geen KOT ontvangen omdat belanghebbende niet heeft gereageerd op verzoeken om informatie door B/T. Daarom is de aanvraag om KOT afgewezen.

Uit de aan de Commissie bekende gegevens blijkt niet dat B/T jegens belanghebbende
vooringenomen heeft gehandeld, of dat de toepassing van de Awir, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de KOT heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem (artikel 2.1 lid 1 sub b Wht). Het is de Commissie evenmin gebleken dat B/T enig bedrag aan KOT heeft teruggevorderd of dat het recht op KOT is verlaagd.

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de afzonderlijke integrale beoordeling zijn, waarna een nieuw besluit wordt genomen. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in deze procedure in bezwaar is gekomen.

Dit brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren om het bezwaar ongegrond te
verklaren. Met haar beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale
beoordeling. Deze beoordeling zal nog plaatsvinden en staat los van het bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de lichte toets.

De Commissie adviseert UHT tot slot om de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk of te ronden.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken in het kader van de lichte toets een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft
uitgevoerd en adviseert UHT om:

  • het bezwaar ongegrond te verklaren;
  • in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de lichte toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
  • te bevorderen dat de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter