BAC 2022-05057
Publicatiedatum 13-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 16 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 18 maart 2022
Hoorzitting: 3 mei 2023
Overdracht advies aan UHT: 6 juli 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de door UHT genomen Beschikking eerste toets van 16 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021,. 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 16 maart 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2010 en 2011. - Bij beschikking van 16 maart 2022 (met het kenmerk UHT CHR GU) is aan
belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van
€ 30.000. - Bij brief, ingekomen op 18 maart 2022, heeft belanghebbende bezwaar ingediend
tegen deze beschikking. Op 10 oktober 2022 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd. - Op 3 mei 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
van partijen. Hiervan is een verslag gemaakt.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog of te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als Joel ouders sneller recht te kunnen doen.
Een van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet de wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van wat is de Wht, en die daarvoor in aanmerking komen.
De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van
de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, over 2010 heeft er geen
noemenswaardige bijstelling plaatsgevonden: het voorschot is aanvankelijk gesteld op € 7.623 waarna het definitieve recht op KOT uiteindelijk op € 7.659 is vastgesteld. Voor toeslagjaar 2011 geldt dat belanghebbende de KOT op 1 maart 2011 zelf telefonisch heeft stopgezet op grond waarvan het eerder toegekende voorschot is bijgesteld van € 7.502 naar € 1.250 per jaar.
De Commissie merkt over de telefonische stopzetting vanaf 1 maart 2011 nog wel op dat belanghebbende in het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting gemotiveerd heeft betwist dat zij de KOT telefonisch heeft stopgezet en dat dat ook niet logisch is. Immers belanghebbende heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat zij in 2011 in de WSNP zat en moest werken om in aanmerking te komen voor de schone lei. Zij geeft aan dat de kinderen 3 middagen naar de opvang gingen, omdat zij moest werken. Haar toenmalige partner werkte fulltime en kon niet op de kinderen passen. In het licht van deze omstandigheden is het niet logisch dat belanghebbende het recht op KOT vanaf 1 maart 2011 heeft willen beëindigen. De Commissie kan dat echter ook niet uitsluiten.
Ter zitting heeft de behandelend ambtenaar namens UHT over de telefonische
stopzetting geen overtuigende verklaring kunnen geven. Een plausibele verklaring over
hoe productie 5 in combinatie met productie 6 met elkaar te rijmen valt is niet gegeven. Uit productie 5 (melding burger zet toeslag stop) blijkt dat bij het kanaal de code "02- Elektronisch" staat en bij tijd ontvangst "23:00:00 uur". Uit productie 6 volgt dat het gaat om een telefonische belmutatie. De Commissie acht het onwaarschijnlijk dat belanghebbende op dit tijdstip bij B/T telefonisch melding heeft gemaakt van de
stopzetting van de KOT. De Commissie kan de stopzetting vanaf 1 maart 2011, gelet op het voorgaande, dan ook niet goed verklaren mede omdat tegen de beslissingen van 4 maart 2011 en 4 maart 2014 geen bezwaren zijn ingediend. De Commissie meent dat de persoonlijk zaaksbehandelaar in het kader van de integrale beoordeling hier meer duidelijkheid over zal moeten geven.
De wijzigingen in de toegekende KOT zijn (vooralsnog) op het eerste gezicht te verklaren. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit
naar het oordeel van de Commissie niet anders.
Mocht de integrale beoordeling tot de conclusie leiden dat belanghebbende toch als
gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dat zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen. Dat gaat immers alleen over de eerste (lichte) toets.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden, los van het bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de eerste toets.
De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale toets zo
spoedig mogelijk zal worden afgerond.
Advies
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de eerste toets en adviseert de Commissie UHT:
- om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
- om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de lichte toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
- om te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden en
daarbij in het bijzonder ook aandacht te besteden aan de producties 5 en 6 in hun
onderlinge verhouding.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter