Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05042

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 16 februari 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 16 maart 2022

Hoorzitting: 8 augustus 2024

Overdracht advies aan UHT: 19 september 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift
is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 16 februari 2022 met kenmerk UHT-DC I. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is belanghebbende bij voornoemde beschikking van 16 februari 2022 medegedeeld dat zij over de toeslagjaren 2008 en 2009 recht heeft op compensatie.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 18 februari 2020 een herbeoordelingsverzoek ingediend
    voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2008 en 2009.
  • Bij brief van 3 juni 2021 (met kenmerk UHT-B-DMB2) is aan belanghebbende
    medegedeeld dat zij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor de
    Catshuisregeling en dat € 30.000 aan haar zal worden uitgekeerd, alsmede dat de
    herbeoordeling nog niet helemaal klaar is.
  • In de vooraankondiging van 14 december 2021 (met kenmerk UHT-VC I) is aan
    belanghebbende een compensatiebedrag van € 39.069 toegekend over de
    toeslagjaren 2008 en 2009. Omdat het aanvullende bedrag hoger is dan het reeds
    toegekende bedrag, heeft belanghebbende een aanvullend bedrag van € 9.069
    uitbetaald gekregen.
  • Bij beschikking van 16 februari 2022 (met kenmerk UHT-DC I) is aan
    belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 39.706 toegekend over
    de toeslagjaren 2008 en 2009. Omdat het definitieve bedrag hoger is dan het
    reeds toegekende voorlopige compensatiebedrag van € 39.069, heeft een
    nabetaling plaatsgevonden van € 637.
  • Bij brief van 16 maart 2022 heeft gemachtigde namens belanghebbende bezwaar
    gemaakt tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I. UHT heeft op 1 april 2022
    de ontvangst van het namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift
    bevestigd.
  • Belanghebbende heeft op 25 april 2022 een uitbreiding van het
    herbeoordelingsverzoek ingediend voor de KOT over het toeslagjaar 2010.
  • Bij beschikking van 8 februari 2024 (met kenmerk UHT-DCHO) is aan
    belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 84.977 toegekend over
    de toeslagjaren 2008 tot en met 2010. Omdat het definitieve bedrag hoger is dan
    het reeds toegekende voorlopige compensatiebedrag van € 39.706, heeft een
    nabetaling plaatsgevonden van € 45.271.
  • Op 11 maart 2024 heeft gemachtigde namens belanghebbende het bezwaarschrift
    aangevuld.
  • Op 11 april 2024 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
    belanghebbende.
  • Op 8 augustus 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • De Commissie heeft het bezwaar behandeld en het navolgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toeslagjaren 2008 en 2009
Benadeelde is van mening dat de definitieve beschikking in strijd met het
motiveringsbeginsel tot stand is gekomen, omdat op geen enkele wijze inzichtelijk is
gemaakt welke fouten zijn gemaakt in de toeslagjaren 2008 en 2009. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van de besluiten en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Ter
voorbereiding van de definitieve compensatiebeschikking zijn de bedragen in de
compensatieberekening vastgesteld aan de hand van de gegevens die de
Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) tot haar beschikking had. De gegevens zijn
afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen, definitieve beschikkingen, RKT-bestanden en SAS- en LIC-overzichten.

De Commissie is daarom van oordeel dat de bestreden besluiten door
middel van het indienen van de aanvullende schriftelijke beschouwing, de bijbehorende producties en het ter zitting gevoerde verweer voldoende zijn onderbouwd. Namens belanghebbende zijn geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een andere zienswijze leiden. De Commissie stelt vast dat belanghebbende inmiddels beschikt over het schriftelijke verweer en de bijbehorende stukken, nu deze op 2 april 2024 aan gemachtigde zijn verzonden. Op basis van de in dit dossier opgenomen stukken kon belanghebbende inzicht verkrijgen in de totstandkoming van de bestreden beschikkingen. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.

Toeslagjaar 2010
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat onduidelijk is waarom het toeslagjaar
2010 niet is meegenomen in de herbeoordeling. In haar ogen had dit direct bij het eerste herbeoordelingsverzoek moeten gebeuren, omdat ook over dit toeslagjaar sprake was van KOT. De Commissie stelt vast dat het primaire verzoek om herbeoordeling van belanghebbende alleen zag op de toeslagjaren 2008 en 2009. De persoonlijk zaakbehandelaar heeft het herbeoordelingsverzoek vervolgens na het aanvullende verzoek van belanghebbende d.d. 25 april 2022 uitgebreid met het toeslagjaar 2010. In dat licht kan niet worden geconcludeerd dat UHT nagelaten heeft het toeslagjaar 2010 in de herbeoordeling te betrekken en dat om die reden de bestreden beschikking moet worden herroepen. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.

De Commissie overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat bij de toekenning,
aanpassing of terugvordering van de KOT voor toeslagjaar 2010 sprake is geweest van
institutioneel vooringenomen handelen door B/T. De terugvordering KOT over toeslagjaar 2010 was gelegen in een ontbrekende registratie van het kinderdagverblijf. Dit is belanghebbende niet te verwijten en valt daarmee onder de hardheid van het stelsel. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen.

Ten slotte merkt de Commissie op dat het bezwaar niet gericht is tegen de uitkomst van de compensatieberekening van het toeslagjaar 2010. Dat de beoordeling van 2010 niet direct is meegenomen, valt te betreuren maar leidt niet, aldus de Commissie, tot een juridisch relevant verwijt. Door KOT jaar 2010 alsnog te onderzoeken en te beoordelen heeft UHT gedaan wat zij moest doen. Dat de persoonlijk zaakbehandelaar dat jaar niet direct heeft betrokken in de beoordeling acht de Commissie niet verwijtbaar. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding
Belanghebbende verzoekt om een proceskostenveroordeling conform het Besluit
proceskosten bestuursrecht. Aangezien de bezwaren naar het oordeel van de Commissie ongegrond zijn, adviseert de Commissie belanghebbende geen proceskosten toe te kennen.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift ongegrond te
verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter