BAC 2022-05006
Publicatiedatum 27-03-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 15 februari 2022, met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 10 maart 2022
Hoorzitting: 28 september 2023
Overdracht advies aan UHT: 14 november 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en belanghebbende in het kader van de lichte toets C 30.000 toe te kennen. Voorts adviseert de Commissie een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift van 8 maart 2022, ontvangen door UHT op 10 maart 2022, is gericht tegen de door de UHT genomen beschikking eerste toets van 28 juli 2022, met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en artikel 9.2 van de Wht moet de
bestreden beschikking van 28 juli 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van
artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij beschikking Iichte toets van 15 februari 2022 (UHT CHR MGU) heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde Iichte toets nog geen reden ziet om haar € 30.000 te betalen. - Gemachtigde heeft bij brief van 8 maart 2022, ingekomen bij UHT op 10 maart 2022, bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
- Op 22 maart 2022 is een ontvangstbevestiging van dit bezwaarschrift gestuurd.
- Op 10 mei 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
belanghebbende. - Bij brief van 9 augustus 2023 vult de gemachtigde de gronden van het bezwaar aan.
- Op 28 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het hiervan gemaakte verslag is bij dit advies gevoegd.
- Na de hoorzitting heeft UHT op 5 oktober 2023 een aanvullende schriftelijke
reactie ingediend. - Gemachtigde heeft op 26 oktober 2023 per e-mail gereageerd op de aanvullende
reactie van UHT. Zij stelt dat geen antwoord wordt gegeven op de ter zitting
voorgelegde vragen. Daarnaast deelt gemachtigde mee dat belanghebbende een
vooraankondiging van de integrale beoordeling heeft ontvangen, waaruit volgt dat
voor de betreffende toeslagjaren compensatie wordt toegekend. - De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog of te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Een van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd. Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in
aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het
uitvoeren van een zogenoemde lichte toets.
UHT heeft zich op het standpunt gesteld dat het kader van de lichte toets geen
aanknopingspunten biedt voor de vaststelling van gedupeerdheid bij belanghebbende. De beschikkingen tot nihilstelling zijn namelijk gebaseerd op contra-informatie van de
Immigratie- en naturalisatiedienst (hierna: IND). Daarom hoefde geen uitvraag bij
belanghebbende gedaan te worden, aldus UHT. De beoordeling of de gegevens van IND juist zijn, vergt volgens UHT een specialistische aanpak waarvoor pas in de integrale beoordeling gelegenheid bestaat. De Commissie is van oordeel dat die stellingname in dit concrete geval niet opgaat en overweegt daartoe als volgt.
Uit de in geding gebrachte stukken blijkt dat B/T de KOT over de toeslagjaren 2013 tot en met 2016 en 2018 op 10 respectievelijk 21 augustus 2018 heeft stopgezet. Uit
informatie van IND zou namelijk gebleken zijn dat belanghebbende niet rechtmatig in
Nederland zou verblijven. De omvang van de hierdoor in zeer korte tijd ontstane
terugbetalingsverplichting voor belanghebbende is aanzienlijk (€ 2.303 over 2013, €
5.903 over 2014, € 5.465 over 2015, € 7.382 over 2016 en € 13.976 over 2018). Nu
belanghebbende daarnaast over het (tussenliggende) toeslagjaar 2017 klaarblijkelijk wel KOT toekwam en B/T – zoals uit de aanvullende schriftelijke reactie blijkt – niet over concrete, gedocumenteerde informatie van IND beschikte, had het op haar weg gelegen om voorafgaand aan haar – voor belanghebbende ingrijpende – beslissingen uitvraag te doen bij belanghebbende dan wel zich nader te doen informeren door IND over de aard van de registratie. Belanghebbende kon de aanspraak op KOT over die toeslagjaren immers direct aantoonbaar maken, zoals blijkt uit de al in november 2018 gegrond verklaarde bezwaren van belanghebbende tegen de beschikkingen tot nihilstelling.
Ondanks deze gegrondverklaring heeft B/T in april 2019, wederom zonder belanghebbende in de gelegenheid te hebben gesteld om informatie aan te leveren, de
KOT over (in ieder geval) de toeslagjaren 2014 en 2015 op nihil gesteld. Naar het
oordeel van de Commissie maken deze omstandigheden, zeker in samenhang bezien, dat ook in de lichte toets geoordeeld had moeten worden dat sprake is van vooringenomen handelen van B/T. De Commissie acht deze gang van zaken extra belastend voor belanghebbende nu de informatie van de IND juist de rechtmatigheid van zijn verblijf betrof en de beweerde onrechtmatigheid voor B/T aanleiding was om onverwijld over te gaan tot nihilstelling. De Commissie acht het bezwaar van belanghebbende daarom gegrond en adviseert UHT de bestreden beschikking aldus te herroepen dat zij in het kader van de lichte toets alsnog € 30.000 aan belanghebbende toekent. Het is de Commissie inmiddels bekend dat belanghebbende in het kader van de integrale beoordeling in een vooraankondiging als gedupeerde is aangemerkt.
Proceskosten vergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie gegrond is en het bestreden besluit dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en deelname hoorzitting) met wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:
- de bezwaren gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en belanghebbende in het kader van de lichte toets € 30.000 toe te kennen;
- een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de onderhavige bezwaarprocedure van 2procespunten met elk een wegingsfactor 2 tegen de hoogste vergoeding per procespunt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter