Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04880

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 9 februari met kenmerk UHT-DC-I-A

Ontvangst bezwaarschrift: 25 februari 2022

Hoorzitting: 18 januari 2023

Overdracht advies aan UHT: 23 februari 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om te concluderen dat het bezwaar niet slaagt.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 9 februari 2022 (kenmerk: UHT-DC-I-A).

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen 49, 49b, en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stcrt. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Whot werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het vorenstaande moet de bestreden beschikking van 9 februari 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 19 november 2019 verzocht om een herbeoordeling van de kot over de toeslagjaren 2012 tot en met 2020.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 3 augustus 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat gedurende de toeslagjaren 2015 tot en met 2020 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
  • Bij beschikking van 9 februari 2022 heeft UHT een definitief compensatiebedrag ad € 30.612,- toegekend over de toeslagjaren 2012 tot en met 2014.
  • Bij beschikking van 9 februari 2022 is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie kot voor de jaren 2015 tot en met 2020 (UHT-DC-I-A).
  • Belanghebbende heeft bij brief van 20 februari 2022, ingekomen op 25 februari 2022, tegen deze laatste beschikking bezwaar aangetekend.
  • Op 8 juni 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
  • Op 18 januari 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Belanghebbende voert aan dat zij in verband met het FIOD-onderzoek bij de kinderopvanginstelling de kot per 1 januari 2015 noodgedwongen heeft stopgezet. Zij wenst vergoeding van haar daadwerkelijke schade, onder meer bestaande uit vervangende opvangkosten en kosten voor juridische bijstand.

De Commissie overweegt als volgt. In deze procedure gaat het om de afwijzing van compensatie voor de jaren 2015 tot en met 2020. Om over bepaalde jaren voor compensatie in aanmerking te komen, dient een belanghebbende voor die jaren kot te hebben aangevraagd; de Whot, artikel 2.1. is hier duidelijk over. Vaststaat dat belanghebbende voor de jaren 2015 tot en met 2020 geen kot heeft aangevraagd.
Belanghebbende heeft aangegeven dat zij de kot voor deze jaren op 22 oktober 2014 noodgedwongen heeft stopgezet, maar feit blijft dat belanghebbende niet voldoet aan een van de vereisten van de Whot, zodat zij voor deze periode niet voor compensatie op grond van deze regeling in aanmerking kan komen. Het bezwaar slaagt daarom niet.

De Commissie is niet bevoegd om over de vergoeding van de werkelijke schade te adviseren. Daarvoor kan belanghebbende een verzoek om schadevergoeding indienen bij UHT die vervolgens de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade (CWS) daarover zal raadplegen. Tijdens de hoorzitting heeft belanghebbende verteld dat zij deze procedure al in gang heeft gezet.

Conclusie

Gezien het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om te concluderen dat het bezwaar niet slaagt.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter