BAC 2022-04823
Publicatiedatum 23-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 4 februari 2022 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 15 maart 2022
Hoorzitting: 10 januari 2024
Overdracht advies aan UHT: 15 januari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren en het besluit in zoverre te herroepen. De Commissie adviseert UHT de compensatieberekening aan te passen zoals is verwoord op de hoorzitting en om een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 4 februari 2022 met kenmerk UHT-DC I.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de jaren 2007 tot en met 2012 en 2015 een compensatie toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 4 februari 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.
Procesverloop
- Bij brief van 10 november 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 87.121,-.
- Bij beschikking van 4 februari 2022 heeft UHT de voorlopige compensatie aangevuld tot € 87.715,-
- Tegen deze beschikking heeft gemachtigde op 15 maart 2022 een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 30 november 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 10 januari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toeslagjaren 2006, 2013 en 2014
Belanghebbende heeft in deze bezwaarprocedure aangevoerd dat zij mogelijk ook aanspraak heeft op compensatie KOT voor de toeslagjaren 2006, 2013 en 2014.
UHT stelt zich op het standpunt dat met belanghebbende telefonisch is besproken dat UHT deze toeslagjaren niet aanvullend zal herbeoordelen omdat belanghebbende in deze jaren geen KOT heeft aangevraagd. Bovendien was haar zoon in 2006 nog niet geboren. Dit is door belanghebbende niet weersproken. Het bezwaar is dus op dit punt niet gegrond.
De compensatieberekening
Belanghebbende betoogt dat de compensatieberekening zonder nadere motivering niet duidelijk is. In de schriftelijke reactie heeft UHT de compensatieberekening toegelicht. Op de hoorzitting heeft UHT nader toegelicht dat de compensatieberekening op diverse punten onjuist is. Dit leidt ertoe dat het bezwaar gegrond is en dat aan belanghebbende een proceskostenvergoeding zal worden toegekend. UHT zal de compensatieberekening bij de componenten g (Door u betaalde rente en kosten), m (Rentevergoeding over gemiste KOT) en l (Vergoeding immateriële schade) in het voordeel van belanghebbende als volgt aanpassen:
- Het bedrag onder component g wordt voor 2012 gewijzigd in € 317,-. Het huidige bedrag, € 138,-, is onjuist; een bedrag van € 179,- is ten onrechte niet daarbij opgeteld.
- De rentevergoeding over gemiste KOT wordt berekend tot de datum van de bestreden beschikking, 4 februari 2022. Deze was berekend tot 27 januari 2022.
- De vergoeding voor immateriële schade wordt doorberekend tot de beslissing op bezwaar.
UHT heeft ook fouten geconstateerd in de compensatieberekening die in het voordeel van belanghebbende zijn; component e had € 538,- hoger moeten zijn en de aanvangsdatum van de vergoeding voor immateriële schade had 23 oktober 2010 moeten zijn. Dit zal UHT niet aanpassen omdat dit in het nadeel van belanghebbende is.
De Commissie neemt met instemming kennis van bovenstaande en adviseert UHT de compensatieberekening in deze zin aan te passen.
Component k: vergoeding voor juridische hulp
Belanghebbende betoogt dat haar ten onrechte geen vergoeding voor juridische hulp is toegekend. Zij heeft namelijk hulp gehad bij de door haar ingediende bezwaarschriften, zoals blijkt uit de daarin gebruikte bewoordingen.
De Commissie overweegt dat weliswaar voor diverse toeslagjaren bezwaar is ingediend door belanghebbende, maar niet is gebleken dat zij hierbij gebruik heeft gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende en aan belanghebbende in rekening gebrachte rechtsbijstand. Daarom heeft UHT terecht geen vergoeding verstrekt voor juridische hulp.
Proceskosten
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:
- het bezwaar gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rente en kosten, de rente over de gemiste KOT en de einddatum van de immateriële schade en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe te kennen van twee punten met een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter