Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04817

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 10 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 1 maart 2022

Hoorzitting: 23 juni 2023

Overdracht advies aan UHT: 21 juli 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking op de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering van 10 februari 2022.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e Whot werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 10 februari 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT gemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: kot).
  • Bij beschikking van 10 februari 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 25 februari 2022, ontvangen op 1 maart 2022, heeft belanghebbende
    bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
  • Op 2 december 2022 heeft UHT schriftelijk op het bezwaarschrift gereageerd.
  • Op 23 juni 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden. Een verslag hiervan is bij het advies gevoegd.
  • Bij e-mail van 23 juni 2023 van de Commissie aan belanghebbende en haar gemachtigde, is aan haar de gelegenheid gegeven om nadere/ontbrekende stukken
    in te dienen tot 7 juli 2023.
  • Na rappèl bij e-mail van 14 juli 2023 van de Commissie, heeft gemachtigde bij e-mail van diezelfde datum laten weten dat geen nadere stukken zullen worden ingediend.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen. Het voldoet
aan de overige daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenoemde eerste toets. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

De Commissie meent dat UHT na het uitvoeren van de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, hebben de bijstellingen in de jaren 2009, 2010 en 2012 plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende opgestuurde informatie. De wijzigingen in toegekende KOT lijken verband te houden met wijzigingen in het inkomen of in de afgenomen opvang en zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. Dat geldt ook voor de wijziging voor het toeslagjaar 2012 voor zover die te maken heeft met de omstandigheid dat belanghebbende in 2012 een toeslagpartner had, aldus UHT. UHT wijst er in dit verband terecht op dat op grond van artikel 3 lid 2 sub e van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) onder partner ook wordt verstaan (kortweg) degene die als ingezetene op hetzelfde adres staat ingeschreven als op dat adres ook een minderjarig kind van één van beiden staat ingeschreven. Belanghebbende heeft in dit stadium niet gewezen op feiten of omstandigheden die de opvatting van UHT op dit punt op losse schroeven hebben gezet.

De Commissie benadrukt dat in het kader van de eerste toets nog niet het volledige
dossier beschikbaar is. In het kader van de integrale beoordeling zal een grondigere
bestudering van het hele dossier plaatsvinden. Als die tot de conclusie leidt dat
belanghebbende toch als gedupeerde wordt aangemerkt, dan zal alsnog worden
overgegaan tot compensatie.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaarschrift
ongegrond te verklaren. Met deze beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.
De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale toets zo
spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

Conclusie

De Commissie adviseert aan UHT om:

  • het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
  • in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de eerste toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
  • te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter