BAC 2022-04751
Publicatiedatum 23-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT-DC- I
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende op 8 maart
2024 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve
beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 20 december 2021 met kenmerk
UHT-DC I.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor een bedrag van € 76.513 voor de
jaren 2011, 2012, 2013 en 2014.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 19 november 2019 verzocht om een herbeoordeling van
de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). - UHT heeft bij beschikking van 23 juni 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 aan
belanghebbende medegedeeld dat zij wel in aanmerking komt voor een betaling
van €30.000. - UHT heeft bij vooraankondiging aan belanghebbende een compensatie toegekend
voor een bedrag van € 46.513. - UHT heeft bij de bestreden beschikking van 20 december 2021 (UHT- DC- I) aan
belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 76.513 voor
de toeslagjaren 2011 tot en met 2014. - Gemachtigde heeft bij brief van 8 maart 2022 tegen deze beschikking een
bezwaarschrift ingediend. - Gemachtigde heeft bij brief van 14 september 2022 het bezwaarschrift aangevuld.
- UHT heeft op 27 november 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- UHT heeft op 30 augustus 2024 aanvullende stukken en een nadere schriftelijke
reactie ingediend. Deze stukken heeft UHT ook aan gemachtigde ter informatie
toegezonden. - Op 3 september 2024 heeft gemachtigde per e-mail aangegeven af te zien van de
hoorzitting. Op grond van artikel 7:3, onderdeel c, van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) heeft er geen hoorzitting plaatsgevonden.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Zorgvuldigheidsbeginsel
De Commissie kan UHT volgen in haar standpunt ten aanzien van de zorgvuldigheid en
het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Voor zover UHT de berekeningen bij het
uitbrengen van de bestreden beschikking niet voldoende zou hebben toegelicht,
impliceert dat niet dat er sprake is van onzorgvuldigheid dan wel strijd met het
motiveringsbeginsel. Met het indienen van de schriftelijke beschouwing voorzien van het bezwaardossier is het bestreden besluit voldoende onderbouwd. De schriftelijke
beschouwing en het bezwaardossier is aan gemachtigde toegezonden. Gemachtigde en belanghebbende hebben hierdoor kennis kunnen nemen van de stukken die ten
grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren.
Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn geweest bij het door UHT genomen besluit. Deze bezwaargrond treft geen doel.
De Commissie heeft kennis genomen van de uitleg van UHT over de (lange) totale
behandelduur van het verzoek om herbeoordeling van belanghebbende. Met UHT
betreurt de Commissie deze gang van zaken maar zal deze verder niet in haar advisering betrekken. De Commissie ziet zich verder gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie op de juiste wijze heeft berekend.
De compensatieberekening
De Commissie merkt op dat UHT naar aanleiding van het ingestelde bezwaarschrift de
compensatieberekening nogmaals kritisch tegen het licht heeft gehouden en vastgesteld dat een aantal componenten van de berekening onjuist zijn. Het gaat daarbij om de volgende componenten:
- Kinderopvangtoeslag voor het onderzoek;
- De rentevergoeding voor gemiste KOT;
- Vergoeding voor immateriële schade en
- Aanvullende vergoeding.
KOT voor het onderzoek
UHT merkt op dat in toeslagjaar 2013 de beschikking van 22 oktober
2013 met een bedrag van € 13.437 de beschikking is die voorafging aan de
nihilbeschikking. Echter is abusievelijk het bedrag van € 16.289 (beschikking
van 21 juni 2013) in de berekening meegenomen. Omdat dit in het voordeel van
belanghebbende is (immers een hoger bedrag) geeft UHT aan niet af te wijken van de
bedragen.
De rentevergoeding voor gemiste KOT
UHT heeft in de schriftelijke beschouwing en de bijlage compensatieberekening,
vastgesteld dat de rentevergoeding voor gemiste KOT in de bestreden beschikking
onjuist is. De rentetoeslag over de jaren 2011 tot en met 2014 bedraagt € 9.998, € 7.095, € 4.867 en € 4.033. Het totaalbedrag is € 25.993. Dit zal gecorrigeerd worden in de beslissing op bezwaar.
De Commissie is van oordeel dat het uit artikel 7:11 van de Awb voortvloeiende verbod van reformatio in peius betekent dat het indienen van een bezwaarschrift er niet toe mag leiden dat de indiener via de heroverweging door het bestuursorgaan in een slechtere positie geraakt, dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn. In een aantal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) (vergelijk onder meer ECLI:NL:CRVB:2022:865) heeft deze rechter geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat een element van de besluitvorming in bezwaar voor betrokkene in negatieve zin wordt bijgesteld, op zich niet leidt tot een verboden benadeling. Het gaat er aldus de CRvB om of het resultaat van de besluitvorming ook nadelig is voor de betrokkene.
Voor zover UHT in haar beslissing op bezwaar één of meerdere bedragen wijzigt ten nadele van belanghebbende, merkt de Commissie op dat deze enkele omstandigheid niet zonder meer leidt tot strijdigheid met het verbod van reformatio in peius. Om te kunnen beoordelen of het resultaat van de wijzigingen nadelig is voor belanghebbende, dient het resultaat van de compensatieberekening in de bestreden beschikking te worden vergeleken met het resultaat van de nieuwe compensatieberekening in de beslissing op bezwaar. Deze nog uit te voeren herberekening mag er niet toe leiden dat belanghebbende in een slechtere positie geraakt vergeleken met de definitieve beschikking(en) waartegen het bezwaar is gericht.
Vergoeding voor immateriële schade
Aangezien sprake is van gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar, dient de
periode waarover de immateriële schade wordt berekend door te lopen tot de
dagtekening van de beslissing op bezwaar.
Aanvullende vergoeding
Met betrekking tot de aanvullende vergoeding (1% van het subtotaal) dient deze
opnieuw berekend te worden omdat de eerdergenoemde componenten aangepast
worden.
De Commissie adviseert UHT, aansluitend bij haar eigen standpunt, het bezwaar gegrond te verklaren ten aanzien van bovengenoemde onderdelen en de compensatie opnieuw te berekenen en daarbij alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, en de
Commissie adviseert tot herroeping van het bestreden besluit, adviseert de Commissie
UHT de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het
Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire
vergoeding op basis van een procespunt (indienen van een bezwaarschrift). Net als in
eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor twee).
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om:
- De bezwaren tegen de beschikking UHT-DC I gegrond te verklaren ten aanzien van
de rente over gemiste KOT en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende,
vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de
einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan
de dagtekening van de beslissing op bezwaar; - Een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter