BAC 2022-04742
Publicatiedatum 23-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 23 februari 2022 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 9 maart 2022
Hoorzitting: 1 februari 2024
Overdracht advies aan UHT: 27 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar tegen het bestreden besluit (UHT-DC I) deels gegrond te verklaren. Tevens adviseert de Commissie UHT om het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 8 maart 2022 is gericht tegen de door UHT genomen Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 23 februari 2022 (met kenmerk UHT-DC I).
In de bestreden beschikking wordt aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 13.093 toegekend voor het toeslagjaar 2013. Belastingdienst/Toeslagen (B/T) heeft over die periode fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 12 december 2019 een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de KOT over het toeslagjaar 2013.
- Bij beschikking van 23 februari 2022 heeft UHT definitief beslist dat belanghebbende recht heeft op een compensatiebedrag van € 13.093 voor het toeslagjaar 2013.
- Gemachtigde heeft op 8 maart 2022 bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
- Bij brief van 6 oktober 2022 heeft gemachtigde aanvullende bezwaargronden ingediend.
- Bij e-mailbericht van 27 januari 2023 heeft de BAC aan gemachtigde het dossier van belanghebbende doen toekomen.
- Op 4 oktober 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
- Op 1 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- De Commissie heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld. Vervolgens heeft de Commissie het navolgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Onvolledig dossier
Belanghebbende heeft gesteld dat zij ten onrechte niet de beschikking heeft over het volledige persoonlijk dossier. De Commissie is van oordeel dat voor deze bezwaarprocedure alle relevante stukken aan belanghebbende zijn toegestuurd. Zij wijst in dat verband op de artikelen 7:4 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en 49e Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) die aangeven dat het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken verstrekt; de Commissie acht het volledig persoonlijk dossier niet van belang voor deze bezwaarprocedure. Zij is van oordeel dat het bezwaar op dit onderdeel ongegrond moet worden verklaard.
Compensatieberekening
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de schadeberekening van de UHT onwettig is en dat onduidelijk is hoe deze tot stand is gekomen. In de schriftelijke reactie van 4 oktober 2023 heeft UHT de compensatieberekening per component nader toegelicht. De Commissie is van oordeel dat met de schriftelijke reactie en de uitleg op de hoorzitting voldoende duidelijk is geworden welke verrekeningen en betalingen hebben plaats gevonden en in hoeverre deze zijn meegenomen in de berekening van het compensatiebedrag op de desbetreffende onderdelen. De Commissie acht het bestreden besluit daarmee voldoende onderbouwd en adviseert dan ook het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Met betrekking tot de bezwaren ten aanzien van de compensatieberekening overweegt de Commissie als volgt. Component a: ‘Uw kinderopvangtoeslag voor het onderzoek’ UHT heeft toegelicht waarom van het bedrag van € 6.389 als uitgangspunt is genomen in de compensatieberekening. Zij heeft geconstateerd dat belanghebbende de KOT per 7 oktober 2013 heeft stopgezet en heeft berekend dat de KOT over de periode tot die datum uitkomt op het genoemde bedrag van € 6.389. De Commissie ziet in hetgeen door belanghebbende is aangevoerd geen reden om aan de juistheid van die berekening te twijfelen. Zij meent dan ook dat het bezwaar op dit onderdeel ongegrond moet worden geacht.
Component l: ‘Vergoeding immateriële schade’
UHT heeft toegelicht dat component l in de bestreden beschikking onjuist is berekend.
De Commissie kan UHT volgen in haar toelichting dat in dit geval een omissie in de berekening van de immateriële schadevergoeding niet kan leiden tot een hoger te vergoeden bedrag, omdat in de bestreden beschikking aan belanghebbende al de maximale vergoeding voor immateriële schade is toegekend. De Commissie ziet geen aanleiding tot herroeping van het bestreden besluit op dit punt en adviseert het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Werkelijke Schade
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de werkelijke door haar geleden schade hoger is dan de toegekende compensatie voor materiële en immateriële schade. De Commissie wijst erop dat op grond van artikel 2.1 lid 1 en artikel 2.3 Wht, door haar alleen wordt geadviseerd over forfaitaire bedragen die bij wijze van compensatie worden toegekend. Als belanghebbende aannemelijk kan maken dat zij meer schade heeft geleden dan de (forfaitaire) bedragen, die zijn toegekend, kan zij een verzoek om vergoeding van aanvullende werkelijke schade indienen bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) zoals omschreven in artikel 2.1 lid 3 Wht.
Component m: ‘Rentevergoeding over de gemiste kinderopvangtoeslag’
UHT heeft toegelicht dat het onderhavige bedrag aan rentevergoeding, zoals dat in de bestreden beschikking is opgenomen, niet juist is berekend. Het gaat om een verschil van € 6. Terecht stelt UHT zich op het standpunt dat dit bedrag geacht moet worden al vergoed te zijn middels de uitkering van de vergoeding van € 30.000 in het kader van de Catshuisregeling. Het definitief compensatiebedrag moet immers met inachtneming van het vorenstaande worden vastgesteld op € 13.093.
Aldus komt de Commissie tot het advies om het bezwaar op dit onderdeel gegrond te verklaren met dien verstande dat het bezwaar niet tot een aanvullende uitkering kan leiden.
Proceskostenvergoeding
UHT heeft in de schriftelijk reactie aangegeven de proceskosten van het bezwaar te zullen vergoeden. De Commissie adviseert UHT in dit geval aan deze toezegging gevolg te geven. De Commissie verwijst hierbij naar de geconstateerde omissies in de berekeningen van UHT en het belang dat belanghebbende daarom had bij het indienen van het bezwaarschrift.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar gericht tegen de bestreden beschikking deels gegrond te verklaren;
- het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter