BAC 2022-04724/BAC 2022-04721/BAC 2022-04718
Publicatiedatum 23-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 16 februari 2022 met kenmerken UHT-DH5 A /
UHT-DC-I A / UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 8 maart 2022
Hoorzitting: 28 augustus 2024
Overdracht advies aan UHT: 26 september 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (hierna: de
Commissie) adviseert UHT om de beschikking van 16 februari 2022 met
kenmerk UHT-DC-I te herroepen en de beschikkingen van 16 februari 2022 met
kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A in stand te laten.
Onderwerp van advies
De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van:
- 16 februari 2022 met kenmerk UHT-DC-I (toewijzing compensatie ad € 54.370,- i.v.m. vooringenomenheid berekeningsjaren 2009, 2012 en 2013) [BAC 2022-04721];
- 16 februari 2022 met kenmerk UHT-DC-I A (afwijzing compensatie i.v.m.
vooringenomenheid berekeningsjaren 2010-2011) [BAC 2022-04718]; - 16 februari 2022 met kenmerk UHT-DH5 A (afwijzing compensatie i.v.m. hardheid
berekeningsjaren 2010-2011) [BAC 2022-04724]. De beschikkingen wordt hierna samen aangeduid als ‘de bestreden beschikkingen’.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: ‘KOT’). - Bij advies van 8 november 2021 heeft de Commissie van Wijzen geadviseerd dat
de compensatieregeling niet van toepassing is voor de jaren 2010 en 2011 - Bij beschikking van 16 februari 2022 met kenmerk UHT-DC-I heeft UHT een
compensatiebedrag van totaal € 54.370,- aan belanghebbende toegekend. - Bij beschikkingen van 16 februari 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5
A heeft UHT het verzoek om compensatie afgewezen. - Tegen de bestreden beschikkingen heeft belanghebbende op 8 maart 2022
bezwaarschriften ingediend. - Bij brief d.d. 19 september 2022 heeft belanghebbende de gronden van haar
bezwaar aangevuld. - UHT heeft op 30 november 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de
bezwaren van belanghebbende. - UHT heeft op 5 augustus 2024 aanvullend schriftelijk gereageerd op vragen van
de Commissie - Op 28 augustus 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
aanwezigheid van partijen.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Motivering beschikkingen
Belanghebbende voert aan dat de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd zijn.
Het is niet inzichtelijk hoe (componenten van) het compensatiebedrag tot stand zijn
gekomen. UHT stelt dat de beschouwing van UHT (ook) aanvullende informatie geeft
over de aangevallen besluiten. Daardoor is een eventueel gebrek aan motivering
hersteld.
De Commissie overweegt dat de bedragen in de compensatieberekening zijn vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen en definitieve beschikkingen.
De Commissie is van oordeel dat UHT met de (voorafgaande aan de hoorzitting)
ingediende uitgebreide schriftelijke reactie, een aanvullende schriftelijke reactie, de
stukken van het dossier, waaronder het overzicht van het Landelijk Incassocentrum, de
overige producties en de compensatieberekening, de bestreden besluiten voldoende heeft onderbouwd. Uit de stellingname van belanghebbende volgt niet dat in het beschikbaar gestelde bezwaardossier specifieke stukken ontbreken die niet hadden mogen ontbreken. De Commissie ziet geen aanknopingspunten voor het standpunt dat belanghebbende in haar processuele belangen is geschaad.
Toewijzing Compensatie 2009, 2012 en 2013
Belanghebbende voert aan dat enige componenten van de compensatieberekening
onjuist zijn vastgesteld. Belanghebbende kan niet controleren of de bedragen, vermeld bij deze componenten, juist zijn.
In haar schriftelijke reactie heeft UHT, mede aan de hand van de aan belanghebbende
verstrekte stukken, de bedragen bij deze componenten nader onderbouwd. Met
betrekking tot component f (verschil met de laatst vastgestelde beschikking KOT)
(berekeningsjaar 2009) heeft UHT de totstandkoming van dit bedrag toegelicht.
UHT stelt bij nader inzien vast dat zij enige componenten van de compensatieberekening onjuist heeft berekend:
- berekeningsjaar 2009, component o (rentevergoeding over gemiste KOT);
- berekeningsjaar 2012, component o (rentevergoeding over gemiste KOT);
- berekeningsjaar 2013, componenten d (in rekening gebrachte rente die
belanghebbende moest betalen); e (bedrag dat belanghebbende eerder moest
terugbetalen of niet heeft hebt gekregen inclusief rente), n (vergoeding immateriële
schade) en component o (rentevergoeding over gemiste KOT). UHT wijzigt deze
componenten in het voordeel van belanghebbende. Hierdoor wijzigen ook de
componenten n en p van de compensatieberekening. De Commissie is het eens met dit standpunt van UHT. Zij adviseert UHT om bij haar beslissing op bezwaar een nieuwe compensatieberekening met een duidelijke toelichting te verstrekken, zodat aan belanghebbende duidelijk is hoe de verschillende componenten van de compensatie vastgesteld zijn.
Belanghebbende voert verder aan dat component g (niet terugbetaalde / verrekende
KOT) voor berekeningsjaar 2013 onjuist is. Het is haar niet duidelijk hoe het bedrag ad
€ 10.379,- bij deze dit component tot stand is gekomen. In de door UHT overgelegde (in haar beslissing op bezwaar te wijzigen) compensatieberekening wordt voor de
totstandkoming van dit bedrag verwezen naar productie 38 (betaal- en
verrekenoverzichten). Uit het betaal- en verrekenoverzicht voor 2013 volgt dat dit
bedrag niet is terugbetaald door belanghebbende. Het overzicht vermeldt bij dit bedrag: ‘Toeslagenaffaire € 10.379,00 Bedrag verwijderd’. De Commissie vindt het standpunt van UHT begrijpelijk.
Afwijzing compensatie 2010 en 2011
Belanghebbende voert aan dat zij voor de jaren 2010 en 2011 ten onrechte niet
gecompenseerd is. UHT heeft toegelicht dat de bijstellingen van KOT voor de berekeningsjaren 2010 en 2011 verband houden met reguliere wijzigingen (in het toetsingsinkomen, uurtarief en de opvanguren). De gegevens die hieraan ten grondslag liggen zijn verstrekt door het gastouderbureau en door belanghebbende zelf. Volgens UHT is in dit verband geen sprake geweest van vooringenomen handelen of hardheid van de Belastingdienst/Toeslagen. Belanghebbende heeft voor deze jaren geen recht op compensatie, aldus UHT. De Commissie kan zich hierin, gegeven deze, niet door belanghebbende bestreden, toelichting vinden.
Herziening KOT 2013
Belanghebbende is van mening dat zij voor 2013 te weinig KOT heeft ontvangen. Zij
vraagt om de KOT voor dit jaar te herzien en om ook KOT te betalen over de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2013. UHT stelt zich op het standpunt dat de
bestreden beschikkingen betrekking hebben op compensatiebesluiten in de zin van de
Wht. Deze beschikkingen zien niet op het recht op KOT over de periode van 1 juli 2013
tot en met 31 december 2013.
De Commissie overweegt dat de Wht is bedoeld voor herstel van vooringenomen
handelen, hardheid of (een onterechte kwalificatie) O/GS en in beginsel niet ziet op
eventuele omissies in (de gegevensverstrekking ter zake van) de aanvraag of de
vaststelling van KOT. Belanghebbende verzoekt in feite om een aanpassing van de
hoogte van de KOT over het berekeningsjaar 2013 zoals deze in haar visie indertijd
definitief had moeten zijn vastgesteld. Een dergelijke aanpassing zou dan tot gevolg
hebben dat een hoger bedrag aan KOT ten grondslag zou moeten liggen aan de
berekening van de compensatie overeenkomstig de Wht. Een dergelijk verzoek strookt
echter niet met de in de Wht gekozen forfaitaire aanpak waarbij wordt uitgegaan van de hoogte van de KOT zoals vastgesteld in de laatste beschikking voorafgaande aan de
vooringenomen handeling. UHT heeft niet de bevoegdheid om tot herziening van de in
het verleden vastgestelde KOT over te gaan; UHT dient zich te beperken tot de in de Wht gestelde kaders. De commissie deelt de opvatting van UHT hierover.
De gemachtigde van belanghebbende heeft nog aangevoerd dat door de
Belastingdienst/Toeslagen brede uitvraag is gedaan naar facturen en dat dat wijst op
vooringenomen handelen. De commissie deelt deze opvatting niet. Met UHT is de
Commissie van mening dat het enkel (eenmalig) opvragen van facturen, die de KOT
aanvraag kunnen onderbouwen, bij gebreke van andere signalen in het dossier, niet tot
de conclusie kunnen leiden, dat vooringenomen is gehandeld.
Proceskostenvergoeding
Nu de bestreden beschikking van 16 februari 2022 met kenmerk UHT-DC-I naar de
mening van de Commissie dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het
verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. In dit geval is sprake van samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van dit Besluit.
De vergoeding wordt beperkt tot het bedrag dat voor één zaak toegekend zou zijn. Net
als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per
procespunt toe te kennen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om:
- de beschikking van 16 februari 2022 met kenmerk UHT-DC-I te herroepen;
- berekeningsjaar 2009, component o (rentevergoeding over gemiste KOT);
berekeningsjaar 2012, component o (rentevergoeding over gemiste KOT);
berekeningsjaar 2013, componenten d (in rekening gebrachte rente die u
moest betalen); e (bedrag dat u eerder moest terugbetalen of niet hebt
gekregen inclusief rente), n (vergoeding immateriële schade) en component o
(rentevergoeding over gemiste KOT) van de compensatieberekening te
wijzigen zoals weergegeven in de schriftelijke reactie van UHT; - alle, ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te
berekenen met inachtneming van dit advies en daarbij de einddatum van de
vergoeding voor immateriële schade vast te stellen op de datum tot aan de
dagtekening van de beslissing op bezwaar; - bij de beslissing op bezwaar een nieuwe compensatieberekening met
toelichting te verstrekken; - een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met
een wegingsfactor 2 en de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen; - de beschikkingen van 16 februari 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en
UHT-DH5 A in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter