BAC 2022-04716
Publicatiedatum 06-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 2 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 7 maart 2022
Overdracht advies aan UHT: 23 maart 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie {hierna: de Commissie) adviseert Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen {hierna: UHT) om het bezwaarschrift tegen de compensatiebeschikking niet-ontvankelijk te verklaren en om het door UHT aangegeven beleid met betrekking tot vergoeding van proceskosten ook in dit geval toe te passen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking d.d. 2 maart 2022 waarin haar is medegedeeld dat zij geen recht heeft op betaling van € 30.000 na een lichte toets.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna ook: Whot) in
werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304) komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Whot werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 2 maart 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de jaren 2013 tot en met 2016.
- Bij besluit van 2 maart 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat UHT nu nog
geen reden ziet haar € 30.000 te betalen. - Bij brief van 7 maart 2022, ontvangen op dezelfde dag, heeft gemachtigde namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen het besluit van 2 maart 2022.
- Op 20 oktober 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Per beschikking van 18 november 2022 heeft UHT belanghebbende laten weten
dat zij naar aanleiding van de integrale beoordeling van het toeslagjaar 2014
€ 30.000 als definitief compensatiebedrag zal ontvangen. - Op 5 december 2022 heeft gemachtigde per e-mail de beschikking van 18 november 2022 als aanvullend stuk naar de Commissie gestuurd.
- Naar aanleiding van de beschikking van 18 november 2022 heeft de Commissie per e-mailbericht van 13 december 2022 aan gemachtigde gevraagd wat de nog resterende bezwaargronden waren. Gemachtigde heeft dezelfde dag in haar antwoord slechts verwezen naar haar e-mail van 5 december 2022.
- Bij e-mailbericht van 26 januari 2023 heeft de Commissie nogmaals aan gemachtigde gevraagd wat de nog resterende bezwaargronden waren. Op dit
verzoek is geen inhoudelijk antwoord gekomen. - Op 9 februari 2023 is aan de Commissie namens gemachtigde telefonisch
verzocht om de zaak 2 à 3 weken aan te houden. - De Commissie heeft dit verzoek om aanhouding van de behandeling ter zitting,
geappointeerd op 10 februari 2023, afgewezen en besloten tot advisering over te
gaan.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De gronden van bezwaar zien uitsluitend op het (nog) niet in aanmerking komen
voor het voorlopige compensatiebedrag van € 30.000. Met het besluit van 18 november 2022 is alsnog een definitieve compensatie van € 30.000 toegekend. Gemachtigde heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld en daarnaar uitdrukkelijk gevraagd, geen nadere gronden aangevoerd. De Commissie verbindt hieraan de conclusie dat kennelijk aan de bezwaren van belanghebbende met laatstgenoemd besluit volledig is tegemoet gekomen.
Niet is gebleken dat aan de zijde van belanghebbende nog enig belang resteert bij een
inhoudelijke beoordeling van het aangevallen besluit. De omstandigheid dat
belanghebbende een verzoek om vergoeding van de proceskosten heeft ingediend maakt dat, gelet op het volgende, in dit geval niet anders.
In eerdere zaken heeft UHT immers aan de Commissie meegedeeld dat het inmiddels
beleid is om de proceskosten voor het indienen van een bezwaarschrift gericht tegen een besluit inhoudende het resultaat van een zogenoemde eerste (lichte) toets in alle
gevallen, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, te vergoeden. De Commissie gaat er dan ook vanuit dat UHT daarom dit beleid ook in dit geval zal toepassen.
Gelet op het voorgaande zal de Commissie adviseren het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren.
Conclusie
De Commissie adviseert om het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren en om het hierboven door UHT aangegeven beleid met betrekking tot vergoeding van
proceskosten ook in dit geval toe te passen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter