Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04638

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 25 februari 2022 met kenmerk UHTDC-I

Ontvangst bezwaarschrift: 1 maart 2022

Hoorzitting: 22 maart 2023

Overdracht advies aan UHT: 19 april 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren, de compensatieberekening aan te passen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 25 februari 2022 met kenmerk UHT-DCI.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de jaren 2011 tot en met 2015 compensatie toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). De bestreden beschikking van 25 februari 2022 moet daarom geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) teruggevorderde
    of niet toegekende KOT (artikel 2.3 lid 1 Wht);
  • vergoeding van de door de B/T opgelegde bestuurlijke boete voor verzuim of
    vergrijp (artikel 2.3 lid 2 Wht);
  • vergoeding van materiele schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
    (artikel 2.3 lid 3 Wht);
  • vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (artikel 2.3 lid 4 Wht);
  • vergoeding van de invorderingskosten, inclusief rente (artikel 2.3 lid 5 Wht);
  • vergoeding van beroepsmatig verleende juridische hulp (artikel 2.3 lid 6 Wht);
  • rentevergoeding over gemiste KOT (artikel 2.3 lid 7 Wht);
  • extra vergoeding van 1% over het gehele compensatiebedrag (artikel 2.3 lid 8
    Wht).

Procesverloop

  • Bij brief van 8 december 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging
    van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan
    compensatie toegekend van € 40.543 voor de toeslagjaren 2011 tot en met 2015.
  • Bij beschikking van 25 februari 2022 is de voorlopige compensatie aangevuld tot
    € 44.083.
  • Tegen de definitieve beschikking heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend
    ontvangen op 1 maart 2022. Dit bezwaarschrift is op 4 oktober 2022 aangevuld
    met gronden.
  • UHT heeft op 2 januari 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
  • Op 22 maart 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Van deze hoorzitting is een verslag gemaakt.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Aan belanghebbende is bij besluit van 25 februari 2022 een bedrag van € 44.083 aan
compensatie toegekend na een integrale beoordeling. Belanghebbende heeft onder meer bezwaar gemaakt tegen de compensatieberekening voor de toeslagjaren 2011 en 2013. UHT heeft in haar schriftelijke reactie erkend dat de compensatieberekening ten aanzien van – naar de Commissie begrijpt – die toeslagjaren onjuist is, en dat het bezwaar op deze punten gegrond is. De berekening zal in het besluit op bezwaar aangepast worden. Hierna onder `Conclusie' zal de Commissie dit samenvatten. De Commissie stelt vast dat het bezwaar van belanghebbende zich niet langer richt op het toeslagjaar 2012 en dat ook het bezwaar dat de ingangsdatum van de immateriële schade eerder moet zijn, vervalt na de toelichting van UHT in haar schriftelijke reactie.
Het onderdeel van de compensatieberekening waar belanghebbende en UHT het nog over oneens zijn, zal de Commissie hieronder bespreken.

KOT-jaar 2015

Belanghebbende betoogt dat het KOT-jaar 2015 ten onrechte slechts deels bij de
berekening van de compensatie is meegenomen. Zij stelt dat zij per 1 januari 2015 een
aanvraag heeft gedaan voor KOT en dat deze gelijk werd afgewezen omdat zij als
fraudeur werd aangemerkt. Belanghebbende heeft ter zitting toegelicht dat de KOT destijds is stopgezet nadat de Belastingdienst/Toeslagen haar telefonisch en per brief had bericht dat zij de KOT voor 2015 beter kon stopzetten, omdat anders de uitgekeerde bedragen KOT meteen zouden worden verrekend met oude schulden.

De Commissie begrijpt de waarschuwing van de Belastingdienst/Toeslagen zo dat door de onmiddellijke verrekening van de uitgekeerde KOT met oude schulden, belanghebbende de KOT niet in handen zou krijgen waardoor ze de kinderopvanginstelling niet zou kunnen betalen.

De Commissie hecht geloof aan hetgeen belanghebbende in haar toelichting heeft
verklaard. Tegelijkertijd overweegt de Commissie dat om in aanmerking te komen voor
compensatie over bepaalde jaren, volgens de wet KOT moet zijn aangevraagd voor die
jaren. Dat is hier niet zo; de KOT over 2015 is op 6 december 2014 met ingang van
1 januari 2015 stopgezet (productie 79) en van een nieuwe aanvraag per 1 januari 2015 is niet gebleken.

Indien belanghebbende van mening is dat het gemis aan KOT over deze periode het
gevolg is van het feit dat zij door de Belastingdienst/Toeslagen vooringenomen is
behandeld, kan zij een verzoek om schadevergoeding indienen bij UHT die vervolgens de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade (CWS) daarover zal
raadplegen. Deze Commissie is niet bevoegd om over de vergoeding van dit soort kosten te adviseren.

Immateriële schade

De Commissie meent, evenals UHT, dat het bezwaar deels gegrond is. In een dergelijke
situatie is UHT, naar de Commissie begrijpt, gelet ook op haar schriftelijke reactie,
voornemens als einddatum van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade het moment van de beslissing op bezwaar te hanteren. De Commissie ziet daarom aanleiding UHT te adviseren de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van
belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de
Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft
belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten
(bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere
zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie en advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren;
  • een nieuwe berekening van het compensatiebedrag te maken en daarbij:
    • voor 2011 het bedrag onder d. aan te passen in € 11.004;
    • voor 2013 het bedrag onder a. en c. aan te passen in € 11.862 en het bedrag onder d. aan te passen in € 0;
  • de vergoeding van materiele schade voor de toeslagjaren 2011 en 2013 aan te passen;
  • de vergoeding van immateriële schade te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen;
  • belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen gebaseerd op 2 procespunten met een wegingsfactor 2 en daarbij de hoogste vergoeding per
    procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter