Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04614

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 14 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 18 februari 2022

Overdracht advies aan UHT: 5 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) beschikking lichte toets van 14 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021
(Staatscourant 2021, 28304).

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Staatsblad 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de
bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT gemeld in het kader van een herbeoordeling van
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 14 februari 2022 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat het
    op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om € 30.000 aan
    belanghebbende toe te kennen en dat de integrale beoordeling nog moet worden
    uitgevoerd.
  • Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 18 februari 2022, bezwaar gemaakt
    tegen deze beschikking. Op 10 maart 2022 heeft UHT de ontvangst bevestigd.
  • Op 16 januari 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie gegeven op de bezwaargronden van belanghebbende.
  • Op 22 september 2023 heeft belanghebbende per e-mail laten weten dat zij afziet van een hoorzitting. In de bijgevoegde brief vraagt belanghebbende goed te kijken
    naar de nadelige gevolgen die zij heeft ondervonden van de vermelding op de FSV-lijst. Belanghebbende heeft het vermoeden dat zij per vergissing op deze lijst terecht is gekomen.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd. Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in
aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van€ 30.000 is voorzien in het
uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale
beoordeling op grond van de Wht.

De Commissie ziet zich in deze procedure voor de vraag gesteld of UHT terecht en op
goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming op basis van de eerste toets af te wijzen.

De Commissie kan UHT volgen ten aanzien van de motivering van het besluit en de
zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Hoewel de beschikking geen uitvoerige motivering bevat, heeft UHT met de schriftelijke reactie van 16 januari 2023 en diverse documenten waaronder SAS-overzichten en RKT-bestanden alsnog gemotiveerd waarom zij op basis van de lichte toets aan belanghebbende geen € 30.000 heeft toegekend.

UHT heeft in de schriftelijke reactie de wijzigingen in de KOT voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2019 toegelicht. In toeslagjaar 2012 was geen sprake van een neerwaartse
bijstelling. Voor toeslagjaar 2013 bleken minder opvanguren afgenomen dan in eerste
instantie was gevraagd. Voor 2014 en 2015 was sprake van een hoger toetsingskomen
en een wijziging van het toeslagpartnerschap. In 2016, 2017, 2018 en 2019 was
eveneens sprake van een hoger toetsingsinkomen. Verder heeft in 2019 heeft een
stopzetting op verzoek van belanghebbende zelf plaatsgevonden. In de schriftelijke
reactie wordt verwezen naar de bijbehorende producties in het bezwaardossier waaruit dit blijkt.

Volgens UHT hebben de bijstellingen, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt,
plaatsgevonden conform de geldende regelgeving dan wel op grond van informatie die werd verstrekt door belanghebbende zelf. Op basis van deze stukken heeft UHT
geconcludeerd dat geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen door de
Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T), hardheid van de toepassing van het wettelijke
systeem of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld, maar van verwerking van
gegevens conform de wet- en regelgeving. Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT in het kader van de lichte toets voldoende onderbouwd dat vooralsnog geen sprake lijkt van vooringenomen handelen van B/T, hardheid of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld.

Belanghebbende heeft aangegeven dat zij nadelige gevolgen heeft ondervonden van de vermelding op de FSV-lijst en vermoedt dat zij per vergissing op deze lijst terecht is
gekomen. De Commissie overweegt dat registratie in het FSV-systeem niet per definitie inhoudt dat institutioneel vooringenomen is gehandeld en daarom aanspraak zou bestaan op compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen. De Commissie overweegt dat dit in het kader van de integrale beoordeling nader kan worden onderzocht. Tijdens de integrale beoordeling kan belanghebbende dit bespreken met de persoonlijk zaakbehandelaar die aan haar zal worden toegewezen. De Commissie hoopt dat de integrale behandeling op dit punt meer duidelijkheid zal geven aan belanghebbende.

Gezien het voorgaande kan belanghebbende (vooralsnog) niet als gedupeerde in de zin
van de herstelregelingen worden aangemerkt. De Commissie merkt op dat deze procedure alleen ziet op herbeoordeling van de KOT en niet op andere toeslagen. De
Commissie concludeert daarom dat UHT op goede gronden tot haar besluit is gekomen. Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren.

Voor zover een grondiger bestudering tijdens de integrale beoordeling tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie.

Conclusie

Samenvattend is de Commissie van oordeel dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter