Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04566

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. De Commissie is van mening dat UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie af te wijzen. Er is immers geen sprake van institutionele vooringenomenheid, hardheid of een onterechte kwalificatie van opzet/grove schuld voor de jaren 2006 tot en met 2012. De Commissie stelt vast dat de aanpassingen van de KOT in opwaartse en neerwaartse zin plaatsvonden op basis van het werkelijke aantal opvanguren (2007 en 2009), de verstrekte jaaropgaaf (2008 en 2009), een verandering in toetsingsinkomen (2007 en 2009) of de stopzetting door belanghebbende van de KOT lopende het jaar (2006 en 2010). Voor de toeslagjaren 2011 en 2012 geldt dat er geen KOT is aangevraagd voor deze jaren, zodat er evenmin recht op compensatie bestaat. Met betrekking tot het standpunt van belanghebbende dat haar verzoek tot kwijtschelding had moeten worden opgevat als een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling is de Commissie van oordeel dat B/T het verzoek tot kwijtschelding niet noodzakelijkerwijs heeft hoeven opvatten als een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling, aangezien de beide verzoeken in juridische zin heel verschillend zijn. De Commissie stelt dat voor een O/GS-tegemoetkoming vereist is dat een persoonlijke betalingsregeling is geweigerd vanwege een onterechte O/GS-kwalificatie. Daarvan is geen sprake geweest in de beoordeelde jaren. Belanghebbende heeft daarom op goede gronden geen O/GS-tegemoetkoming ontvangen.

Advies