BAC 2022-04497
Publicatiedatum 26-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 29 november 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 13 januari 2022
Hoorzitting: 7 februari 2024
Overdracht advies aan UHT: 14 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 29 november 2021 met kenmerk UHT-DC-I A.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend voor de toeslagjaren 2016 tot en met 2018.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 10 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2012 tot en met 2015.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 28 september 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat gedurende de toeslagjaren 2016 tot en met 2018 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid.
- Bij beschikking van 29 november 2021 met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT aan belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2016 tot en met 2018.
- Belanghebbende heeft bij brief van 10 januari 2022, ingekomen op 13 januari 2022, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
- Bij besluit van 31 maart 2022 heeft UHT aan belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 20.596,- voor de periode 1 december 2014 tot en met 31 december 2015. Bij besluit van 30 maart 2022 heeft UHT aan de echtgenoot van belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 33.674,- voor de periode 2012 tot en met 30 november 2014.
- Op 3 oktober 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift van belanghebbende.
- Op 7 februari 2024 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
In het bestreden besluit van 29 november 2021 is aan belanghebbende géén compensatie toegekend voor de toeslagjaren 2016 tot en met 2018.
In andere besluiten is voor de periode december 2014 en toeslagjaar 2015 aan haar wèl compensatie toegekend (op grond van hardheid) en aan haar echtgenoot is voor de periode 2012 tot en met 2014 (met uitzondering van de maand december) compensatie toegekend.
Toeslagjaren 2016 tot en met 2018
Ter discussie staat de afwijzing van compensatie voor de toeslagjaren 2016 tot en met 2018. UHT heeft voor die jaren geen compensatie toegekend omdat volgens haar geen sprake is geweest van vooringenomen handelen of hardheid. De KOT is vastgesteld op basis van het daadwerkelijk afgenomen aantal opvanguren en het gezamenlijke toetsingsinkomen. Voor 2018 is rekening gehouden met de stopzetting per 1 september voor het oudste kind en per 1 november voor het jongste kind. Dit staat in het advies van de CvW.
Over 2016 moest belanghebbende daarom € 923,- terugbetalen, over 2017 was dat € 98,- en over 2018 ontving zij een aanvullend bedrag van € 756,- omdat er te weinig KOT was uitgekeerd over dat jaar.
Naar het oordeel van de Commissie is UHT terecht en op goede gronden tot haar beslissing gekomen om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor de jaren 2016 tot en met 2018 af te wijzen. De Commissie leest in het bezwaarschrift van belanghebbende dat de naheffingen over deze jaren ook volgens haar kloppen. Door de naheffingen van de jaren daarvoor is het gezin echter in grote financiële moeilijkheden gekomen. De Commissie betreurt dit.
UHT heeft over de jaren vóór 2016 erkend dat fouten zijn gemaakt door de Dienst Toeslagen, destijds: Belastingdienst/Toeslagen (B/T). Daarom is voor die jaren ook compensatie toegekend aan belanghebbende en haar echtgenoot.
Toeslagjaren 2019 tot en met 2021
Belanghebbende doet ook een beroep op compensatie voor de jaren 2019 tot en met 2021.
De Commissie stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat belanghebbende (of haar echtgenoot) over deze jaren geen KOT heeft aangevraagd. Om over bepaalde jaren voor compensatie in aanmerking te komen, dient men die jaren KOT te hebben ontvangen. Nu er geen aanvraag is ingediend, kan er over deze jaren geen compensatie worden toegekend. De bezwaargrond slaagt daarom niet.
Werkelijke schade
Belanghebbende heeft op de hoorzitting verteld over de moeilijke tijd die zij en haar gezin hebben doorgemaakt. Zij wil deze periode graag afsluiten, maar kan dat nu niet met een goed gevoel doen. Ook na de excuusbrief is UHT haar beloften niet nagekomen, bijvoorbeeld door niet te bellen op het afgesproken moment. Dit frustreert haar.
UHT heeft hierop uiteengezet dat de vergoeding waar deze procedure op ziet is geregeld in de Wht. Voor gevolgschade bestaat een afzonderlijke procedure, bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS).
De Commissie ziet het verdriet en de frustratie van belanghebbende over wat haar is overkomen. De wetgever heeft met de Wht bedoeld een tegemoetkoming te geven voor de gevolgen die mensen hebben ondervonden door fout handelen van B/T in het verleden. In de Wht staat beschreven hoe de tegemoetkoming wordt berekend. Als een betrokkene vindt dat met dit bedrag onvoldoende tegemoet wordt gekomen aan de werkelijk geleden schade kan aanspraak worden gemaakt op een aanvullende schadevergoeding. Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoeding en niet op de vergoeding van werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de CWS bestemd. Voor zover een ouder meent dat ook deze schade voor vergoeding in aanmerking komt, moet zij zich met een verzoek daartoe tot CWS richten. Op de hoorzitting is besproken dat UHT belanghebbende informatie zal toesturen over deze procedure, zodat zij zich hierover kan beraden.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter