Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04476

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 2 december 2021 met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A en
18 februari 2022 met kenmerk UHT-DC I

Hoorzitting: 20 oktober 2023

Overdracht advies aan UHT: 1 november 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, de compensatieberekening aan te passen bij componenten L, M en N en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

De door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen (afwijzing) compensatie kinderopvangtoeslag.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor het jaar 2011 en geen compensatie toegekend voor het jaar 2012.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten
beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het
tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn
genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 31 juli 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 tot en met 2014.
  • UHT heeft bij beschikking van 26 mei 2021 aan belanghebbende een compensatie toegekend van € 30.000.
  • De Commissie van Wijzen (hierna CvW) heeft op 20 oktober 2021 aan UHT geadviseerd dat er over de jaren 2011 tot en met 2014 geen sprake is van vooringenomen handelen of bijzondere omstandigheden maar over het jaar 2011 wel sprake is van een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld (hierna: O/GS).
  • UHT heeft bij vooraankondiging van 2 december 2021 (UHT-VC I) aan belanghebbende een voorlopige compensatie toegekend van € 21.393 voor de jaren 2012 tot en met 2014.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikkingen met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5
    A aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2008 tot en met 2011.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 4 januari 2022, ingekomen op 7 januari 2022, tegen deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 21.572 voor de jaren 2012 tot en met 2014. Omdat aan belanghebbende al een compensatie van € 30.000 is uitbetaald, volgt er geen nabetaling.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 21 maart 2022, ingekomen op 24 maart 2022, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft bij de beschikking van 31 maart 2022 (UHT-O OGS B) aan belanghebbende een O/GS-tegemoetkoming toegekend van € 427 voor het jaar 2011.
  • UHT heeft op 25 juli 2023 een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 20 oktober 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
    een verslag gemaakt, dat bij het advies is gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de jaren 2012 tot en met 2014 op de juiste wijze heeft berekend en terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor de jaren 2008
tot en met 2011, op de O/GS-tegemoetkoming voor het jaar 2011 na, af te wijzen.

Motivering

Belanghebbende voert aan dat de bestreden beschikkingen onvoldoende zijn gemotiveerd omdat de daaraan ten grondslag liggende besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen niet aan de beschikkingen zijn gehecht. De Commissie kan
UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van de
bestreden besluiten. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met verwijzing naar KOT-beschikkingen, LIC-overzichten en overige producties de bestreden besluiten voldoende zijn onderbouwd. De Commissie acht dit onderdeel van het bezwaar ongegrond.

Hardheid toeslagjaar 2011

Belanghebbende stelt zich verder op het standpunt dat zij in aanmerking komt voor
compensatie in verband met hardheid omdat zij in financiële problemen is gekomen
doordat een deel van de KOT over 2011 van haar is teruggevorderd terwijl zij de KOT al
had gebruikt om de kinderopvanginstelling te betalen. UHT stelt dat situaties waar de
hardheidsregeling op ziet, zich niet voordoen in de situatie van belanghebbende. Ook is er minder dan € 1.500 teruggevorderd. De Commissie volgt het standpunt van UHT.
De KOT over 2011 is op 4 december 2010 vastgesteld op een bedrag van € 6.250 en
op 25 februari 2014 vastgesteld op een bedrag van € 4.994. Dit levert een verschil op van € 1.256. Ingevolge artikel 2.1, lid 4 van de Wht komt een aanvrager van KOT niet in aanmerking voor compensatie vanwege een onbillijkheid van overwegende aard die
voortkomt uit de hardheid van de toepassing die vóór 23 oktober 2019 werd gegeven
aan het wettelijke systeem, indien minder dan € 1.500 aan KOT is teruggevorderd of
de KOT met minder dan € 1.500 is verlaagd. De Commissie acht dit onderdeel van het
bezwaar daarom ongegrond.

Rente over gemiste KOT (component M)

UHT heeft ter zitting aangegeven dat bij de berekening van de rente over gemiste KOT
is uitgegaan van een onjuiste einddatum, namelijk 16 februari 2022. De einddatum moet de dagtekening van de compensatiebeschikking zijn, namelijk 18 februari 2022.
UHT heeft aangegeven de compensatieberekening op dit punt aan te passen en, omdat het bezwaar gegrond is, de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade zal doorlopen tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar. De Commissie adviseert UHT de compensatieberekening aan te passen op de voorgestelde wijze. Dit zal ook behoren te leiden tot aanpassing van de zogenoemde 1%-vergoeding (component N).

Vergoeding immateriële schade (component L)

Ook heeft UHT ter zitting aangegeven dat is uitgegaan van een onjuiste startdatum van de vergoeding voor immateriële schade. Er is gerekend vanaf 21 maart 2014, maar er moest gerekend worden vanaf 21 februari 2014, de dagtekening van de
stopzettingsbrief. De Commissie constateert dat de dagtekening van de
stopzettingsbrief, zoals opgenomen in productie 47, 19 februari 2014 is. De Commissie adviseert UHT, aansluitend bij haar eigen standpunt, de compensatieberekening aan te passen en bij de berekening van de vergoeding voor immateriële schade de juiste startdatum, te weten 19 februari 2014, te hanteren.

Proceskostenvergoeding

Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van de proceskosten. Ingevolge
artikel 7:15 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden proceskosten uitsluitend vergoed indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het
bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Ingevolge de op dit punt heersende
jurisprudentie (zie bijvoorbeeld CRvB 9 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3140, JB
2021/25), is slechts sprake van herroepen in de zin van artikel 7:15, lid 2 Awb indien
het primaire besluit wordt gewijzigd wat betreft het daarbij beoogde rechtsgevolg. Nu
de aanpassing van de compensatieberekening niet tot gevolg heeft dat belanghebbende recht heeft op een hoger bedrag aan compensatie dan de al eerder uitgekeerde € 30.000, is de Commissie van mening dat er geen wijziging van het rechtsgevolg intreedt en voor herroeping geen aanleiding is. Daarom adviseert de Commissie aan UHT om geen vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie, de hiervoor opgeworpen vraag ontkennend
beantwoordend, om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en om:

  • de bedragen bij componenten L, M en N aan te passen op de hiervoor gestelde
    wijze;
  • geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter