BAC 2022-04443
Publicatiedatum 30-07-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 28 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 29 juni 2021
Hoorzitting: n.v.t.
Overdracht advies aan UHT: 1 september 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift kennelijk ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 28 mei 2021 (UHT-DC-I A).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), verplaatst naar afdeling 2.1 van deze wet. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 10 februari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de KOT. In een telefoongesprek met de persoonlijk zaakbehandelaar heeft belanghebbende aangegeven dat zijn verzoek ziet op toeslagjaar 2005.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 26 april 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd belanghebbende geen compensatie toe te kennen over het jaar 2005 omdat niet hij, maar zijn ex-partner aanvrager was van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT)
- UHT heeft belanghebbende bij de bestreden beschikking bericht dat hij niet in aanmerking komt voor compensatie omdat hij geen KOT heeft aangevraagd.
- Belanghebbende heeft bij brief van 25 juni 2021, binnengekomen op 29 juni 2021, daartegen een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft daar op 1 mei 2023 schriftelijk op gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming af te wijzen.
UHT heeft het verzoek om compensatie of tegemoetkoming van belanghebbende afgewezen omdat niet hij maar zijn ex-partner KOT heeft aangevraagd.
Belanghebbende heeft aangegeven dat zijn ex-partner KOT heeft aangevraagd, maar dat hij zelf ook gedupeerd is omdat de terugvorderingen samen werden afbetaald. Belanghebbende heeft hiervoor gebruik gemaakt van een doorlopend krediet bij de bank.
Vaststaat dat belanghebbende zelf nooit KOT heeft aangevraagd. Ingevolge artikel 2.1, lid 1, Wht wordt compensatie toegekend aan de aanvrager van KOT. Belanghebbende voldoet niet aan dit vereiste en komt daarom niet voor compensatie op grond van deze herstelmaatregel in aanmerking. De hiervoor opgeworpen vraag beantwoordt de Commissie dan ook bevestigend. De Commissie adviseert daarom om de bezwaren van belanghebbende kennelijk ongegrond te verklaren. Degene die KOT heeft aangevraagd, i.c. de ex-partner van belanghebbende, kan bij UHT een verzoek indienen om te laten beoordelen of er sprake is van vooringenomenheid door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T).
Ter voorlichting van belanghebbende merkt de Commissie nog het volgende op. Op 15 juli 2023 is een regeling voor ex-partners in werking getreden. Afdeling 2.3 van de Wht voorziet in een regeling op basis waarvan ex-partners van gedupeerde aanvragers voor compensatie in aanmerking kunnen komen. Ingevolge artikel 2.14h, lid 2, Wht, zoals thans geldend, ontvangen ex-partners een brief van de B/T met een uitnodiging om een aanvraag te doen voor compensatie via een daartoe ter beschikking gesteld formulier. Op de website van UHT is te lezen dat deze brieven vanaf september 2023 zullen worden verzonden (zie ook https://herstel.toeslagen.nl/herstelregelingen/ex-toeslagpartnerregeling).
Nu de Commissie adviseert om de bezwaren van belanghebbende kennelijk ongegrond te verklaren, is met toepassing van artikel 7:3 Algemene wet bestuursrecht van het horen van belanghebbende afgezien.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie het bezwaarschrift kennelijk ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter