Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04314

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 4 januari 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A

Ontvangst bezwaarschrift: 14 februari 2022

Hoorzitting: 27 januari 2024

Overdracht advies aan UHT: 16 april 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift tegen de afwijzende beschikkingen over toeslagjaren 2008 tot en met 2011 gedeeltelijk gegrond te verklaren en een vergoeding voor de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

Door de gemachtigde is namens belanghebbende op 11 februari 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen de onderscheiden beschikkingen van 4 januari 2022:

  1. de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A waarin UHT heeft beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2011. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over deze jaren geen fouten gemaakt.
  2. de beschikking met kenmerk UHT-DH5 A waarin UHT heeft beslist dat niet is gebleken dat de KOT over 2008 tot en met 2011 te laag is vastgesteld.

    Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht worden de bestreden beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 1 juli 2021 heeft belanghebbende telefonisch verzocht om herbeoordeling van KOT voor de jaren 2008 tot en met 2011.
  • Op 28 december 2021 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies uitgebracht over toeslagjaren 2008 tot en met 2011. De CvW is van oordeel dat belanghebbende geen aanspraak maakt op compensatie wegens institutioneel vooringenomen handelen.
  • Op 4 januari 2022 heeft UHT de hierboven genoemde beschikkingen genomen.
  • Op 11 februari 2022 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend. De ontvangst is op 2 maart 2022 bevestigd.
  • Bij brief van 24 augustus 2022 heeft gemachtigde aanvullende gronden van bezwaar ingediend.
  • Op 12 september 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Bij e-mailbericht van 17 februari 2024 heeft gemachtigde aanvullende gronden en nadere stukken ingediend.
  • Op 27 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
  • Bij e-mailbericht van 11 maart 2024 heeft gemachtigde onder meer te kennen gegeven het bezwaar aan te houden tot een nadere schadeberekening overgelegd kan worden.
  • Bij e-mailbericht van 14 maart 2024 heeft gemachtigde meegedeeld dat belanghebbende akkoord is met het aannemen van hardheid voor toeslagjaar 2010 zoals ter hoorzitting is besproken.
  • Bij e-mailbericht van 21 maart 2024 heeft de behandelend ambtenaar een conceptberekening overgelegd.
  • Bij e-mailbericht van 22 maart 2024 heeft gemachtigde hierop gereageerd.
  • De Commissie heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Gelet op de samenhang die bestaat tussen de beschikkingen UHT-DC-I A en UHT-DH5 A, zal de Commissie de bezwaren die zijn ingediend tegen de (onderscheiden) beschikkingen gevoegd behandelen.

De Commissie ziet zich voor de vragen gesteld of UHT terecht heeft besloten dat belanghebbende geen aanspraak maakt op compensatie wegens vooringenomen handelen door B/T of hardheid van de toepassing van het systeem over de toeslagjaren 2008 tot en met 2011 en of de KOT van belanghebbende over deze jaren te laag is vastgesteld zodat zij aanspraak maakt op een tegemoetkoming.

Belanghebbende heeft gesteld dat het dossier incompleet is. De stukken met betrekking tot de aanvragen van haar voormalig echtgenoot voor KOT voor de kinderen zitten niet in het dossier. Wijzigingen die de voormalig echtgenoot van belanghebbende heeft gedaan, zouden kunnen hebben gezorgd voor mutaties. De Commissie overweegt dat UHT zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat stukken die de voormalig echtgenoot betreffen niet kunnen worden gedeeld in verband met zijn rechtens te respecteren privacy. Verder is de Commissie van mening dat onvoldoende concrete aanknopingspunten zijn aangevoerd om te kunnen oordelen dat het ontbreken van stukken die de voormalig echtgenoot betreffen van enig belang zijn geweest bij het nemen van de bestreden beschikkingen.

Voorts heeft belanghebbende gesteld, kort gezegd, dat het onrechtvaardig voorkomt dat haar voormalig echtgenoot wel is gecompenseerd en zij niet. De Commissie beschikt niet over het dossier van de voormalig echtgenoot van belanghebbende, zodat zij de gronden van bezwaar terzake buiten beschouwing laat. Dit geldt ook voor hetgeen is aangevoerd voor wat betreft de buurvrouw van belanghebbende.

Toeslagjaar 2010
Ter hoorzitting heeft UHT aangegeven dat een nadere analyse van het dossier van belanghebbende tot het inzicht heeft geleid dat voor toeslagjaar 2010 wel sprake is van hardheid. Dit heeft ermee te maken dat de aan de kinderopvanginstelling uitbetaalde KOT is teruggevorderd van belanghebbende. Belanghebbende maakt derhalve aanspraak op (in ieder geval) een compensatiebedrag van € 30.000. Dit maakt dat het bezwaar op dit punt gegrond is.

Toeslagjaren 2008, 2009 en 2011
UHT heeft in haar schriftelijke reactie uiteengezet hoe in de toeslagjaren 2008, 2009 en 2011 de (terug)betalingen en verrekeningen hebben plaatsgevonden. De bijstellingen voor de desbetreffende toeslagjaren hebben plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende opgestuurde informatie en zijn naar het oordeel van de Commissie te duiden als reguliere correcties. Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT op basis van deze gegevens mogen concluderen dat geen sprake is van vooringenomen handelen door B/T, maar van verwerking van gegevens conform de geldende wet- en regelgeving.

Voor 2008 en 2009 blijkt uit de overgelegde stukken dat de correcties verband houden met een verhoging van de opvanguren tegen een lager uurtarief van de kinderopvang en een verhoging van het toetsingsinkomen van belanghebbende. De stelling dat het gehanteerde toetsingsinkomen mogelijk niet correct is, is niet aannemelijk gemaakt. Tegen het toetsingsinkomen met betrekking tot toeslagjaar 2009 is bezwaar gemaakt maar dat heeft niet geleid tot een herziening van de KOT. De nihilstelling voor 2011 heeft te maken met een verzoek daartoe van belanghebbende.

Toeslagjaren 2012 tot en met 2015
Onweersproken is gesteld dat niet is gebleken dat belanghebbende voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 KOT heeft ontvangen of dat deze aan haar is toegekend. Als er geen opvang is genoten, bestaat er geen aanspraak op KOT en daardoor kan geen sprake zijn van door belanghebbende geleden schade als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht. Uit de handelwijze van UHT kan de Commissie ook geen vooringenomen handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht aan de zijde van UHT opmaken. De Commissie is van oordeel dat belanghebbende in zoverre niet voldoet aan de vereisten voor compensatie. Het verzoek om compensatie voor de periode van 2012 tot en met 2015 is dus terecht afgewezen.

De Commissie heeft gelet op het bovenstaande geen aanknopingspunten gevonden voor het standpunt dat in deze toeslagjaren (afgezien van 2010) sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen, hardheid of een onterechte kwalificatie opzet/ grove schuld (O/GS) noch voor het standpunt dat de KOT van belanghebbende over de toeslagjaren 2008, 2009 en 2011 te laag is vastgesteld zodat zij aanspraak dient te maken op een tegemoetkoming.

Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie het bezwaar ten aanzien van toeslagjaar 2010 gegrond acht, bestaat er aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • Het bezwaar ten aanzien van toeslagjaar 2010 gegrond te verklaren en voor het overige ongegrond;
  • Het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te kennen, daarbij 2 procespunten toe kennen met een wegingsfactor 2 en daarbij het hoogste bedrag per procespunt te hanteren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter