BAC 2022-04281
Publicatiedatum 23-04-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 29 april 2022 met kenmerk UHT-DC I, 29 april 2022 met kenmerk UHT-DC I A en 29 april 2022 met kenmerk UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 16 mei 2022
Hoorzitting: 11 augustus 2023
Overdracht advies aan UHT: 12 september 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bestreden besluiten in stand te laten.
Onderwerp van advies
Bezwaarschrift 1
Het door [gemachtigde] namens [gemachtigde] ingediende bezwaarschrift d.d. 16 mei 2022 is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) met kenmerk UHT-DC I van 29 april 2022.
Bezwaarschrift 2
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 16 mei 2022 is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie KOT met kenmerk UHT-DC I A van 29 april 2022.
Bezwaarschrift 3
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 16 mei 2022 is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie KOT met kenmerk UHT-DH5 A van 29 april 2022.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Artikel 8.6 Wht bepaalt dat beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling. Gelet daarop moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 2 juni 2020 verzocht om een herbeoordeling van de KOT.
- Gemachtigde heeft zich bij brief van 21 mei 2021 gesteld als advocaat van belanghebbende.
- Bij brief van 3 juni 2021 is aan belanghebbende medegedeeld dat zij in aanmerking kwam voor de betaling van het bedrag van € 30.000.
- De Commissie van Wijzen heeft op 28 april 2022 haar oordeel aan de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) toegestuurd.
- Bij vooraankondiging van 22 februari 2022 (UHT-VC I) wordt aan belanghebbende medegedeeld dat zij voor de periode 2013, januari tot en met april en half juli tot en met december 2014, en 2015 een compensatie van € 70.414 minus het reeds ontvangen bedrag van € 30.000 zal ontvangen.
- Bij beschikking van 29 april 2022 (UHT-DC I) heeft belanghebbende voor de toeslagjaren 2013, 2014 (met uitzondering van de periode 30 april tot 14 juli 2014) en 2015 als definitieve compensatie € 73.218 toegekend gekregen.
- Bij beschikking van 29 april 2022 (UHT-DC-I A) is besloten dat belanghebbende over de periode 30 april 2014 tot 14 juli 2014 geen recht op compensatie heeft.
- Bij beschikking van 29 april 2022 (UHT-DH5 A) is besloten dat belanghebbende over de periode 30 april 2014 tot 14 juli 2014 geen recht op een hardheidstegemoetkoming.
- Gemachtigde heeft bij brief van 16 mei 2022, ingekomen op 18 mei 2022, tegen de beschikking met kenmerk UHT-DCI een bezwaarschrift ingediend.
- Gemachtigde heeft bij brief van 16 mei 2022, ingekomen op 18 mei 2022, tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A een bezwaarschrift ingediend.
- Gemachtigde heeft bij brief van 16 mei 2022, ingekomen op 18 mei 2022, tegen de beschikking met kenmerk UHT-DH5 A een bezwaarschrift ingediend.
- Op 30 januari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift. Deze reactie is aan gemachtigde toegestuurd.
- Bij brief van 20 juni 2023, ontvangen op 22 juni 2023 heeft gemachtigde haar 3 bezwaarschriften aangevuld.
- Op 11 augustus 2023 heeft ten behoeve van de bezwaarschriften van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag
gemaakt dat bij het advies is gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
De bezwaarschriften zijn tijdig ingediend en voldoen tevens aan de andere wettelijke
eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Gemachtigde heeft tijdens de hoorzitting de bezwaren die betrekking hebben op
compensatie over andere (niet beoordeelde) jaren en over de periode 1 mei tot en met
14 juli 2014 ingetrokken omdat die volgens haar niet onderbouwd konden worden.
Ten aanzien van bezwaarschrift 1 (tegen besluit UHT-DC I) en bezwaarschrift 2 (tegen besluit UHTDC A)
Gemachtigde stelt dat uit het dossier voldoende blijkt dat de kinderen van belanghebbende in het jaar 2014 tot en met 30 april 2014 kinderopvang hebben
genoten. Dit betekent volgens haar dat in de bestreden beschikkingen ten onrechte is
aangegeven dat belanghebbende geen compensatie toekomt voor de dag 30 april 2014.
Voor een compensatie komt, ingevolge het bepaalde in de Wht, kortweg, in aanmerking de ouder waarvan aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelswijze van de B/T.
Dat de KOT van belanghebbende in 2014 mogelijk door een fout van B/T een dag te
vroeg is stopgezet, maakt nog niet dat belanghebbende over deze dag recht op
compensatie heeft; immers is niet gebleken dat deze (mogelijk) te vroege stopzetting
een direct gevolg van institutionele vooringenomenheid is geweest.
T.a.v. het besluit met kenmerk UHT-DC I merkt gemachtigde op dat bij de berekening
van het compensatiebedrag rekening had moeten worden gehouden met de kosten van rechtsbijstand van belanghebbende; uit de opmerking op pagina 9 van het informatie- en beoordelingsformulier dat in het bezwaardossier zit, blijkt immers voldoende dat belanghebbende zich op 22 juni 2017 bij haar telefoongesprek met UHT door een advocaat heeft laten bijstaan.
De Commissie is van mening dat alleen de kosten die samenhangen met het voeren van eerdere procedures en die verband houden met proceshandelingen waarvoor punten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden toegekend, dienen te worden vergoed. Bijstand bij een telefoongesprek is niet zo’n proceshandeling.
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie om de beide bezwaarschriften
ongegrond te verklaren.
Ten aanzien van bezwaarschrift 3 (tegen besluit UHT-DH5 A)
Gemachtigde stelt dat in het bestreden besluit ten onrechte is aangegeven dat
belanghebbende geen hardheidstegemoetkoming toekomt voor de dag 30 april 2014 nu uit het dossier voldoende blijkt dat die dag gebruik is gemaakt van kinderopvang.
De Commissie overweegt in dit verband dat gelet op artikel 2.1. lid 1 aanhef en onderdeel b Wht compensatie (voorheen hardheidstegemoetkoming) wordt toegekend indien bij de uitvoering van de KOT de toepassing van de Algemene wet
inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die vóór 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem. Op grond van het vierde lid van dit artikel moet er daarnaast over de bewuste KOT ten minste € 1.500 zijn teruggevorderd. Aan beide voorwaarden wordt in het geval van belanghebbende ten aanzien van de KOT voor de dag 30 april 2014 niet voldaan. De Commissie adviseert ook dit bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
Toezegging O/GS-tegemoetkoming
Gemachtigde sluit zich aan bij hetgeen in de schriftelijke reactie van UHT benoemd is als “Ambtshalve constatering” en waarin UHT aangeeft de in de besluiten met kenmerken UHT-DH5 A en UHT-DC I A gedane toezegging om belanghebbende voor de periode van 30 april 2014 tot 14 juli 2014 een O/GS-tegemoetkoming te doen toekomen, na te zullen komen.
De Commissie adviseert uitvoering te geven aan deze toegezegde O/GS-tegemoetkoming.
Conclusie
De Commissie adviseert:
- om de 3 bezwaarschriften ongegrond te verklaren;
- om de in de schriftelijke reactie van UHT d.d. 30 januari 2023 gedane, ter zitting bevestigde, toezegging om voor deze bezwaarprocedure een proceskostenvergoeding toe te kennen na te komen;
- om de in de besluiten met kenmerken UHT-DHS A en UHT-DC IA gedane toezegging om belanghebbende een O/GS-tegemoetkoming toe te kennen na te komen op de in de schriftelijke reactie d.d. 30 januari 2023 aangegeven wijze.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter