Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04260

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 26 januari 2022

Overdracht advies aan UHT: 11 mei 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift in de onderhavige zaak niet-ontvankelijk te verklaren omdat met het besluit van 16 december 2022 volledig tegemoet is gekomen aan het bezwaar van belanghebbende.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift d.d. 23 januari 2022 is gericht tegen het besluit d.d. 20 december 2021 van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) op de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een uitkering op grond het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691), gewijzigd bij Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Artikel 8.6 Wht bepaalt dat beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling. Gelet daarop moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 20 december 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 23 januari 2022 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
  • Bij besluit van 16 december 2022 (UHT-B DMB2) heeft UHT aan belanghebbende alsnog € 30.000 toegekend.
  • Op 22 december 2022 heeft UHT schriftelijk op het bezwaarschrift gereageerd.
  • Bij e-mailbericht van 21 maart 2023 heeft (hierna: gemachtigde), zich gesteld als gemachtigde voor belanghebbende en verzocht om toekenning van een proceskostenvergoeding.
  • Bij e-mail bericht van 14 april 2023 laat gemachtigde aan de Commissie weten dat belanghebbende afziet van een hoorzitting.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 21 april 2023.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Het bezwaarschrift van belanghebbende is gericht tegen het besluit van UHT d.d. 20
december 2021 om het voorlopige compensatiebedrag van € 30.000 (nog) niet aan haar toe te kennen. Bij besluit van 16 december 2022 is dit bedrag wel toegekend, waarmee aan het bezwaar van belanghebbende is tegemoet gekomen.

Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende nog enig reëel en actueel belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift. Het procesbelang van
belanghebbende is dan ook komen te vervallen en in verband daarmee dient het
bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard te worden.

Evenmin is gebleken dat in het kader van deze procedure zijn proceshandelingen zijn
verricht die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in
aanmerking komen. De Commissie adviseert UHT dan ook om het verzoek tot
toekenning van een proceskostenvergoeding af te wijzen.

De Commissie wijst belanghebbende erop dat UHT op een later moment het definitieve bedrag aan compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht bij beschikking zal vaststellen. Belanghebbende behoeft daarvoor geen actie te ondernemen. Tegen dit definitieve bedrag kan bezwaar worden gemaakt. Indien belanghebbende daarnaast voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade in aanmerking wil komen, staat daarvoor de weg naar de Commissie Werkelijke Schade open.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift dat gericht is tegen
het besluit van 20 december 2021 niet-ontvankelijk te verklaren en het verzoek tot
toekenning van een proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter