Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04254

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 13 januari 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 10 februari 2022

Overdracht advies aan UHT: 29 november 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift d.d. 10 februari 2022 is gericht tegen de door UHT genomen 'definitieve beschikking compensatie
kinderopvangtoeslag' van (UHT-DC I) d.d. 13 januari 2022.

Bij e-mailbericht van 29 september 2023 is meegedeeld dat [ ] (hierna gemachtigde) van de zaak [ ] heeft overgenomen.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433).

Artikel 8.6 Wht bepaalt dat beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling. Gelet daarop moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 11 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (KOT).
  • Bij besluit met onbekende datum is aan belanghebbende het forfaitaire bedrag van € 30.000 toegekend.
  • Bij besluit van 14 oktober 2021 (UHT-VC I) heeft belanghebbende het voorlopige compensatiebedrag ad € 72.779 toegekend gekregen.
  • Bij besluit van 3 januari 2022 (UHT-DC I) is het voorlopige compensatiebedrag aangevuld tot het definitieve compensatiebedrag van € 73.392.
  • Bij brief van 21 februari 2022 heeft namens belanghebbende tegen de toekenningsbeschikking (UHT-DC I) een bezwaarschrift ingediend.
  • Bij brieven van 6 juli 2022 en 11 augustus 2022 heeft [ ] het bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 9 november 2022 een schriftelijke reactie op de bezwaren van belanghebbende ingediend. Deze is aan toegestuurd.
  • Bij e-mailbericht van 29 september 2023 is meegedeeld dat gemachtigde
    de zaak van IIIIIIIII heeft overgenomen.
  • Op 17 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag daarvan is achter haar advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is niet in geding.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Belanghebbende stelt in de aanvulling op het bezwaarschrift dat het toegestuurde bezwaardossier niet volledig is; zo ontbreekt het invulformulier van de persoonlijk zaakbehandelaar en zijn de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) niet opgenomen. De Commissie is van mening dat voor deze bezwaarprocedure uiteindelijk alle relevante stukken aan belanghebbende zijn toegestuurd. Door middel van het indienen van de schriftelijke reactie, een uitleg met behulp van de beschikkingsoverzichten, het invulformulier, de LIC- overzichten en overige stukken is het besluit naar haar mening voldoende onderbouwd. Dit bezwaar is naar de mening van de Commissie dan ook ongegrond.

Belanghebbende heeft verder gesteld dat een aantal bedragen van de compensatieberekening onjuist is. UHT heeft in haar schriftelijke reactie van 9 november 2022 en op de hoorzitting van 17 november 2023 aangegeven waarom bepaalde bedragen van de berekening inderdaad niet correct zijn en in de beslissing op bezwaar gewijzigd zullen worden. Gemachtigde heeft op de hoorzitting aangegeven dat hij deze uitleg kon volgen. Tevens heeft UHT op de hoorzitting gesteld dat deze wijzigingen gevolgen zullen hebben voor andere onderdelen van de compensatieberekening.

De Commissie adviseert dit bezwaar gegrond te verklaren en de aangevallen beschikking te herroepen. Zij wijst in dit verband op de toezegging van UHT om de wijzingen van de bedragen van de compensatieberekening in de beslissing op bezwaar nogmaals uit te leggen.

Belanghebbende heeft voorts aangevoerd dat er ook voor de jaren 2015 en 2016 een compensatie voor juridische bijstand moet worden toegekend; zij heeft voor de problemen met de Belastingdienst immers in deze jaren professionele hulp ingeschakeld. Er is een beroeps- en een hoger beroepsprocedure gevoerd. Om voor een compensatie in aanmerking te komen voor andere eerder gevoerde procedures, dient belanghebbende aannemelijk te maken dat er kosten gemaakt zijn voor professionele juridische bijstand bij proceshandelingen waarvoor punten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden toegekend. UHT geeft aan dat niet is gebleken dat belanghebbende in deze jaren juridische procedures t.a.v. de KOT heeft gevoerd. Wel heeft belanghebbende in 2015 hulp van een gemachtigde gehad bij het instellen van beroep met betrekking tot een betalingsregeling. Omdat belanghebbende en haar gemachtigde niet zijn verschenen op de beroepszitting, wordt er alleen een punt voor het indienen van het beroepschrift toegekend. Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie het bezwaar t.a.v. de juridische kosten voor 2015 gegrond te verklaren. Zij wijst UHT erop dat, zoals te doen gebruikelijk, bij de berekening van deze vergoeding een wegingsfactor twee gehanteerd wordt tegen het hoogst geldende tarief. T.a.v. het jaar 2016 is belanghebbende er naar de mening van de Commissie niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat er sprake is geweest van
juridische bijstand die voor vergoeding in aanmerking komt.

UHT heeft tot slot nog aangegeven de mening van belanghebbende te delen dat de brief van 26 februari 2010 is aan te merken als het eerste neerwaartse correctiebesluit en als startdatum van de periode van de vergoeding van immateriële schade dient te worden genomen. UHT heeft aangegeven dit evenzeer aan te passen in het besluit op bezwaar.

De Commissie adviseert ook dit bezwaar gegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding

Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie voor deze bezwaarprocedure een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Conclusie

Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie om:

  • het bezwaar gegrond te verklaren;
  • het besluit te herroepen op de wijze zoals door UHT in de schriftelijke reactie van 9 november 2022 en op de hoorzitting van 17 november 2023 is aangegeven;
  • als einddatum van de periode van compensatie van immateriële schade de dagtekening van de beslissing op bezwaar te hanteren;
  • voor deze bezwaarprocedure een proceskostenvergoeding toe te kennen en daarbij 2 procespunten toe te kennen met een wegingsfactor 2 en daarbij het hoogste bedrag per procespunt te hanteren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter