Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04229

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 19 november 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 27 januari 2022

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 8 april 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar tegen de compensatiebeschikking kennelijk ongegrond te
verklaren. De Commissie geeft UHT in overweging om richting belanghebbende
te benadrukken dat het bezwaarschrift als verzoek om aanvullende compensatie
aan de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) is aangemerkt en als
zodanig doorgezonden.

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van belanghebbende, ingediend op 24 januari 2022, is gericht tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van
19 november 2022 met kenmerk UHT-DC I, van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT).

Aan belanghebbende is een compensatie toegekend omdat er bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende over het toeslagjaar 2009 fouten zijn gemaakt. Met
toepassing van de Compensatieregeling is aan belanghebbende een definitieve
compensatiebedrag toegekend ter hoogte van € 22.321. Dit bedrag is aangevuld tot €
30.000 op grond van de Catshuisregeling.

De Commissie heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 7 april 2022.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Het bezwaarschrift is op 24 januari 2022 ingediend en op 27 januari 2022 ontvangen
door de UHT. Het bezwaarschrift is niet tijdig ontvangen. Het bezwaarschrift voldoet
overigens wel aan de in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gestelde eisen
voor ontvankelijkheid. Zoals de Commissie al in een eerder advies (BAC 2020-059) heeft overwogen, geeft het in het licht van het ongekend onrecht dat de groep ouders, waartoe belanghebbende behoort is aangedaan, geen pas om de bezwaren van gedupeerden van de CAF-11 en vergelijkbare CAF-zaken te passeren, op grond dat deze te laat zouden zijn ingediend. Bovendien heeft belanghebbende aangegeven dat het bezwaar niet tijdig is ingediend, omdat hij onvoldoende was geïnformeerd door de (persoonlijk) zaakbehandelaar. In overleg met de persoonlijk zaakbehandelaar is belanghebbende toegezegd dat hij alsnog bezwaar kan maken. Derhalve acht de Commissie belanghebbende niet verwijtbaar in verzuim en adviseert de Commissie de UHT het bezwaar ontvankelijk te verklaren.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

In het geval van compensatie op grond van de Compensatieregeling wordt aan
gedupeerde ouders niet steeds het werkelijke nadeel vergoed dat zij hebben
ondervonden. Wanneer aannemelijk is dat de werkelijke schade als gevolg van het
handelen door de Belastingdienst/Toeslagen hoger is dan de deels forfaitaire compensatie uit hoofde van onderdeel 3 van de Compensatieregeling, dan kan de ouder op grond van onderdeel 4 in aanmerking komen voor een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. De ouder dient daartoe een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade in te dienen, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan CWS. Dit CWS-advies is vervolgens leidend bij het nemen van het besluit door de UHT met betrekking tot de aanvullende compensatie.

Bovenstaand onderscheid is van belang omdat het bezwaarschrift van belanghebbende is gericht tegen een compensatiebeschikking die ziet op de toekenning van de (deels) forfaitaire compensatie op grond van onderdeel 3 van de Compensatieregeling. De door belanghebbende opgevoerde grond van bezwaar heeft echter uitsluitend betrekking op zijn werkelijk geleden schade, die gezien het voorgaande bij aanvullende compensatie voor werkelijk geleden schade aan de orde kan komen.

Naar alle waarschijnlijkheid heeft belanghebbende met de indiening van dit
bezwaarschrift willen betogen voor meer compensatie in aanmerking te komen, terwijl
daarmee tevens formeel bezwaar is gemaakt tegen de reeds toegekende compensatie.
De Commissie kan dan ook niet anders concluderen dan dat er feitelijk sprake is van een verzoek om aanvullende schadevergoeding, en zal UHT adviseren het bezwaarschrift aan CWS door te zenden.

Daar de grond van het bezwaar geen reden geeft om te oordelen dat de
Compensatieregeling niet goed is uitgevoerd, acht de Commissie het bezwaarschrift van belanghebbende kennelijk ongegrond. Met toepassing van artikel 7:3 Awb heeft de Commissie van het horen van belanghebbende afgezien.

Conclusie

De Commissie adviseert het bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie
kinderopvangtoeslag kennelijk ongegrond te verklaren en het bezwaarschrift door te
zenden aan de CWS, zodat het als verzoek om aanvullende schade in behandeling kan
worden genomen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter