Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04169

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 21 januari 2022

Hoorzitting: 20 september 2023

Overdracht advies aan UHT: 23 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) beschikking eerste toets € 30.000 van 20 december 2021 (UHT CHR GU).

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304),
komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt
afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 20 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld met het verzoek om een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT}.
  • Bij beschikking van 20 december 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 20 januari 2022, ontvangen op 21 januari 2022, heeft belanghebbende tegen deze beschikking een bezwaarschrift met gronden ingediend.
  • Bij schriftelijke reactie van 15 maart 2023 heeft UHT gereageerd op het bezwaar van belanghebbende.
  • Op 20 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000
aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, als het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2. 7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde 'eerste
toets'. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van
de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan.

In de periode 2008 tot en met 2012 is met betrekking tot berekeningsjaren 2009 tot en met 2012 sprake geweest van een neerwaartse bijstelling van de KOT. Voor berekeningsjaren 2009 en 2011 houden deze bijstellingen verband met wijzigingen in het aantal opvanguren. Deze wijzigingen heeft belanghebbende zelf doorgegeven en zijn daarom in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar.

De wijzigingen in toegekende KOT ten aanzien van berekeningsjaren 2010 en 2012
houden verband met het volgens UHT herhaald niet reageren op informatieverzoeken.
Het jaar 2012 is tussen partijen niet meer in geschil. Onduidelijk is waarom in het jaar
2010 de KOT is beëindigd. De Commissie adviseert UHT daarom om in het kader van de integrale beoordeling (en het oudergesprek tussen de persoonlijk zaakbehandelaar en belanghebbende) nadrukkelijk aandacht te besteden aan de vorm, inhoud en frequentie van de informatieverzoeken in 2010 en de reactie hierop van belanghebbende. Ook adviseert de Commissie om opheldering te verschaffen over het doel en de aard van de toezichtactie KOT 2010 (productie 11, onder 'Behandelstap'). Was er in dit verband bijvoorbeeld sprake van een brede uitvraag of 'zero tolerance' onderzoek?

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, wat op voorhand niet kan worden uitgesloten, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft geen gevolgen voor het besluit waartegen in deze procedure in bezwaar is gekomen.

Dit brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren. Hiermee geeft de Commissie nadrukkelijk géén voorschot op de integrale
beoordeling die nog zal plaatsvinden. Gegeven de grote emotionele invloed van de zaak op belanghebbende en haar financiële en persoonlijke situatie adviseert de Commissie UHT om de integrale beoordeling met voorrang te laten plaatsvinden

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de eerste toets en adviseert de Commissie UHT:

  • om het bezwaar ongegrond te verklaren;
  • om in de beslissing op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de
    beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de eerste toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
  • om in het kader van de integrale beoordeling nader onderzoek te verrichten zoals hierboven is vermeld;
  • om de integrale beoordeling met voorrang te laten plaatsvinden.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter