BAC 2022-04148
Publicatiedatum 15-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 25 januari 2022 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 26 januari 2022
Hoorzitting: 31 januari 2024
Overdracht advies aan UHT: 2 april 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren, de compensatieberekening aan te passen en een proceskostenvergoeding toe te kennen. Verder adviseert de Commissie UHT om ook over toeslagjaar 2014 vooringenomen handelen aan te nemen en over dit jaar ook compensatie toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 25 januari 2022 met kenmerk UHT-DC I.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is hierin aan belanghebbende voor de jaren 2012, 2013, 2016 en 2017 een compensatie toegekend van € 79.708,-.
Met toepassing van de Compensatieregeling is bij afzonderlijk besluit van 8 december 2021 met kenmerk UHT-DC-I A aan belanghebbende géén compensatie toegekend voor de toeslagjaren 2014 en 2015.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 1 juli 2020 verzocht om een herbeoordeling van de KOT.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 3 december 2020 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat voor de toeslagjaren 2014 en 2015 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
- Bij beschikking van 8 december 2021 met kenmerk UHT-DC-I A is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2014 en 2015.
- Bij beschikking van 25 januari 2022 met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 79.708,- voor de toeslagjaren 2012, 2013, 2016 en 2017.
- Tegen deze beschikking heeft gemachtigde bij brief van 24 januari 2022, ingekomen op 26 januari 2022, een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 25 september 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Gemachtigde heeft op 10 januari 2024 de bezwaargronden aangevuld.
- Op 31 januari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag daarvan gaat als bijlage bij het advies.
- Bij e-mailbericht van 27 februari 2024 heeft UHT, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, een aanvullende beschouwing ingediend. Daarop heeft gemachtigde bij e-mailbericht van 20 maart 2024 geantwoord.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Om welke besluiten gaat het?
UHT heeft ervoor gekozen om, volgend op het verzoek van belanghebbende, ten aanzien van verschillende jaren afzonderlijke beschikkingen te nemen: eerst over 2014 en 2015 en daarna over 2012, 2013, 2016 en 2017. De Commissie stelt vast dat belanghebbende formeel alleen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 25 januari 2022 dat ziet op toeslagjaren 2012, 2013, 2016 en 2017. Het verzoek om compensatie is toegewezen voor die jaren. De bezwaargronden zien echter uitsluitend op het besluit van 8 december 2021 waarin het verzoek om compensatie voor de toeslagjaren 2014 en 2015 is afgewezen. De Commissie zal de bezwaren naar hun strekking beoordelen en om deze reden adviseren de bezwaargronden te zien als te zijn gericht tegen de besluiten van 8 december 2021 en 25 januari 2022. Met instemming heeft de Commissie kennis genomen van de schriftelijke reactie, waarin UHT ook de toeslagjaren 2014 en 2015 heeft betrokken.
Wat is in geschil?
Belanghebbende verklaart dat zij na het bestuderen van de stukken geen nadere opmerkingen heeft over toeslagjaar 2015.
De Commissie stelt vast dat enkel de afwijzing van het verzoek om compensatie over toeslagjaar 2014 nog in geschil is.
Vertraagde toekenning KOT
Belanghebbende doet een beroep op compensatie op grond van hardheid vanwege het feit dat de door haar op 6 februari 2014 doorgegeven wijziging pas in oktober 2014 is verwerkt. Er is sprake van een kleine formele tekortkoming of van andere bijzondere omstandigheden en van een terugvordering van tenminste € 1.500,-, zodat aan de voorwaarden voor compensatie wordt voldaan. Belanghebbende is onevenredig hard getroffen door deze grote terugvordering. Zij moest ondertussen ook terugvorderingen uit de (wel gecompenseerde) jaren 2012 en 2013 terugbetalen, die achteraf onterecht waren. De conclusie dat toeslagjaar 2014 volledig op zichzelf staat, is onjuist.
UHT stelt zich op het standpunt dat de zeer trage reactie van de Belastingdienst/Toeslagen (B/T), thans: Dienst Toeslagen op de wijzigingen die belanghebbende in februari 2014 heeft doorgegeven, niet voldoende is om als vooringenomen handelen aan te merken. Evenmin leidt dit tot compensatie op grond van hardheid.
De Commissie overweegt dat de enkele vertraging in de verwerking van een wijziging op zich niet getuigt van vooringenomen handelen. Hiervoor is van belang wat de reden hiervoor was; of dit een voortzetting van het vooringenomen handelen van B/T over de voorafgaande jaren, 2012 en 2013, was. In dat geval is ook ten aanzien van 2014 sprake van vooringenomen handelen. Gelet op de duur van de vertraging, 8 maanden, het vooringenomen handelen over de voorafgaande jaren, en het ontbreken van een verklaring voor deze vertraging, adviseert de Commissie UHT om ook voor toeslagjaar 2014 vooringenomen handelen aan te nemen en compensatie voor dit jaar toe te kennen. Het bezwaar is op dit punt naar het oordeel van de Commissie gegrond.
Nu de Commissie al adviseert om ook over toeslagjaar 2014 compensatie toe te kennen, laat de Commissie de bezwaargrond dat over 2014 compensatie moet worden toegekend omdat het inkomen van de ex-partner van belanghebbende ten onrechte is meegenomen bij de definitieve vaststelling van de KOT over 2014, onbesproken.
Compensatieberekening is onjuist
Op de hoorzitting heeft de behandelend ambtenaar van UHT toegelicht dat de compensatieberekening niet juist is. De einddatum van de rentevergoeding gemiste KOT en de vergoeding voor immateriële schade is niet juist vastgesteld en daarom is het bezwaar deels gegrond. De rentevergoeding gemiste KOT zal worden berekend tot de datum van de bestreden beschikking, 25 januari 2022. De vergoeding voor immateriële schade zal worden berekend tot de datum van de beschikking op bezwaar. Dat leidt tot toekenning van een extra compensatiebedrag aan belanghebbende.
De Commissie neemt hiervan met instemming kennis en adviseert UHT de compensatieberekening in deze zin aan te passen en ook de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen.
Proceskosten
Nu het primaire besluit naar de mening van de Commissie dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:
- het bezwaar gegrond te verklaren;
- voor het toeslagjaar 2014 ook vooringenomen handelen aan te nemen en daarvoor compensatie vast te stellen;
- de berekening van de rente over de gemiste KOT en de einddatum van de immateriële schade en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe te kennen van twee punten met een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter