Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04142

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 15 september 2023

Overdracht advies aan UHT: 28 september 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en de integrale beoordeling van het recht op compensatie in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift van 25 januari 2022 is gericht
tegen de door UHT genomen beschikking afwijzing eerste toets.

Aan belanghebbende is met toepassing van het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691), gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 maart 2021
(Staatscourant 2021, 28304) geen compensatie toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten
beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het
tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn
genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2011 tot en met 2015.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking aan belanghebbende meegedeeld dat hij (nog) geen recht heeft op een compensatie van € 30.000.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 25 januari 2022, ingekomen op 27 januari 2022, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 13 augustus 2022 een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 15 september 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting
    is een verslag gemaakt dat bij het advies is gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en
op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende
om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning
van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenoemde eerste
toets. Na de eerste toets volgt een integrale beoordeling. Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders.
Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan
indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht, en die daarvoor in aanmerking komen.

De beschikking van 20 december 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde: "Wij zien nu nog geen reden om u 30.000 euro te betalen" bevat, na die mededeling,
slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet
toekennen van de uitkering zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT op
dat moment nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die situaties voordeed. Daarom kan deze argumentatie niet
worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in
artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht.

Bij de schriftelijke reactie heeft UHT inmiddels wel duidelijkheid verschaft over de reden waarom zij nog niet tot toekenning van de uitkering van het forfaitaire bedrag van € 30.000 over is gegaan. Daarin heeft UHT voor de jaren 2011 tot en met 2015 per jaar meegedeeld waarom de aan belanghebbende toegekende voorschotten aan KOT werden verlaagd.

De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van
de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij nog geen reden zag om tot uitkering van
€ 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstellingen voor de jaren
2011 tot en met 2015 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken volgt, plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende
opgestuurde informatie. De wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval
op het eerste gezicht verklaarbaar. Het moge zo zijn dat er nog onduidelijkheid bestaat
over de herkomst van de wijzigingen in het aantal kinderopvanguren, maar die
omstandigheid alleen is onvoldoende om reeds thans te concluderen dat
belanghebbende institutioneel vooringenomen is behandeld. Een nader onderzoek
daarnaar gaat het onderzoek in het kader van een eerste toets te buiten. Voor een
onderzoek naar de werkelijke gang van zaken zal immers, onder meer, in meerdere systemen van de Belastingdienst/Toeslagen naar informatie moeten worden gezocht.
De door belanghebbende in dit verband naar voren gebrachte bezwaargronden maken
dit naar het oordeel van de Commissie niet anders.

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch
als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot het toekennen van compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is opgekomen.

Daarom adviseert de Commissie, de hiervoor geformuleerde vraag bevestigend
beantwoordend, aan UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en om de integrale
beoordeling in gang te zetten. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden, los van het
bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de eerste toets.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie om:

    • het bezwaar ongegrond te verklaren;
    • belanghebbende te laten weten dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking
      heeft op de eerste toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
    • de integrale beoordeling in gang te zetten.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter