Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04130

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 17 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 8 februari 2022

Hoorzitting: 17 oktober 2023

Overdracht advies aan UHT: 26 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Door [gemachtigde] is namens [belanghebbende] op 8 februari 2022 een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) beschikking lichte toets van 17 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021
(Staatscourant 2021, 28304 ).

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Staatsblad 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de
bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de Kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Op 20 januari 2022 is telefonisch aan gemachtigde meegedeeld dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor de Catshuisregeling.
  • Op 8 februari 2022 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend. De
    bezwaartermijn was op dit moment nog niet aangevangen. De ontvangst is op 28
    februari 2022 bevestigd.
  • Bij beschikking van 17 februari 2022 heeft UHT (schriftelijk) aan belanghebbende
    medegedeeld dat het op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende € 30.000 toe te kennen en dat de integrale beoordeling nog moet worden uitgevoerd.
  • Gemachtigde heeft bij brief, ingekomen op 4 april 2022, nadere gronden van bezwaar ingediend. Op 8 april 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
  • Op 26 april 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie gegeven op de bezwaargronden.
  • Op 17 oktober 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen. Het hoorverslag is opgenomen bij dit advies.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet (langer) is in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Hoorzitting

Aan de hoorzitting op 17 oktober 2023 heeft gemachtigde deelgenomen. Namens UHT is [behandelend ambtenaar] verschenen. Namens de Commissie zijn [fungerend voorzitter], [Commissielid] en [secretaris] aanwezig. Tijdens de hoorzitting is, kort en bondig weergegeven, het volgende besproken:

  • Gemachtigde stelt dat, in tegenstelling tot wat in de schriftelijke reactie wordt gesteld, het bezwaar wel tijdig is ingediend.
  • Het hogere toetsingsinkomen in 2013 wordt volgens gemachtigde verklaard doordat belanghebbende in 2012 een verblijfsvergunning heeft gekregen. Door een nabetaling van verschillende uitkeringen over meerdere voorgaande jaren, is daarom in 2013 een groot bedrag aan haar uitbetaald. Hier is ten onrechte geen rekening mee gehouden bij het vaststellen van (het toetsingsinkomen betreffende) de KOT. Bij het vaststellen van bijvoorbeeld de huurtoeslag wordt hier wel rekening mee gehouden. Belanghebbende heeft het erg zwaar gehad door de grote bedragen die zij steeds moest terugbetalen.
  • Voor toeslagjaar 2014 wordt door gemachtigde gesteld dat de KOT is stopgezet in verband met het bereiken van de veertienjarige leeftijd door het kind van belanghebbende. Dit klopt volgens haar niet, het kind werd 4 jaar oud in dat jaar.
  • Gemachtigde vraagt zich voorts af of de stopzetting in 2014 wel daadwerkelijk door belanghebbende zelf is gedaan. In veel andere zaken die gemachtigde voert, blijkt vaak tijdens de integrale beoordeling dat de stopzetting toch door een medewerker van de Belastingdienst is doorgevoerd.
  • Ten slotte merkt gemachtigde op dat zij het vermoeden heeft dat als geen 'beroep niet tijdig beslissen' bij de rechtbank wordt gestart, dossiers stil blijven liggen. In de procedure over de integrale beoordeling van belanghebbende, is inmiddels een ingebrekestelling verstuurd. Gemachtigde vraagt om de integrale beoordeling alvast snel in gang te zetten en in afwachting daarvan de onderhavige procedure aan te houden. De voorzitter legt uit dat de procedure van de lichte toets zijn eigen kaders heeft.
  • De behandelend ambtenaar van UHT geeft aan dat het bezwaarschrift inderdaad tijdig is ingediend. Ook is de schriftelijke reactie onjuist met betrekking tot de leeftijd van het kind. In 2014 is het kind inderdaad 4 jaar geworden in plaats van 14 jaar. De neerwaartse correctie is daarom het gevolg van de overgang van dagopvang naar buitenschoolse opvang. De behandelend ambtenaar biedt excuses aan voor deze vergissingen in de schriftelijke reactie. Met betrekking tot het doorgeven van de stopzetting van kinderopvang door belanghebbende zelf in 2014, licht hij toe dat uit productie 13 van het bezwaardossier blijkt dat de stopzetting daadwerkelijk digitaal door belanghebbende zelf is doorgegeven. Als een stopzetting door een medewerker van de Belastingdienst wordt gedaan, dan is dat te zien doordat het vakje 'behandelaar' gelakt is. Als voorbeeld hiervan verwijst hij naar productie 22.
  • Met betrekking tot de oorzaak van het hoge toetsingsinkomen van belanghebbende in 2013, geeft de behandelend ambtenaar aan dat hij een dergelijk geval nog niet eerder heeft meegemaakt. Deze bijzondere omstandigheid en de mogelijke consequentie daarvan, moeten nader worden onderzocht. Dat kan enkel tijdens de integrale beoordeling.
  • Op de vraag of de integrale beoordeling zo snel mogelijk kan worden gestart, geeft hij aan dat hij hierover geen beloftes kan doen, maar zich hiervoor wel zal inzetten.

Overweging ten aanzien van bezwaren

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

De Commissie ziet zich in deze procedure voor de vraag gesteld of UHT terecht en op
goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming op basis van de lichte toets af te wijzen.

UHT heeft in de schriftelijke reactie de wijzigingen in de KOT voor de toeslagjaren 2013
en 2017 uitgebreid toegelicht. Tijdens de hoorzitting heeft UHT aangegeven dat de
stopzetting van KOT op 27 november 2013 daadwerkelijk door belanghebbende zelf
digitaal is doorgegeven. Deze stelling wordt in de visie van de Commissie binnen het
kader van de lichte toets in voldoende mate ondersteund door productie 13 van het
bezwaardossier. Abusievelijk is in de schriftelijke reactie vermeld dat de neerwaartse
correctie in toeslagjaar 2014 is veroorzaakt door het bereiken van de veertienjarige
leeftijd door het kind van belanghebbende. Tijdens de hoorzitting heeft UHT dit erkend en gesteld dat de correctie werd veroorzaakt door het bereiken van de vierjarige leeftijd, en als gevolg daarvan de overgang van dagopvang naar buitenschoolse opvang. Daarmee is over het punt voldoende helderheid verschaft. De door de gemachtigde genoemde oorzaak van de hoogte van het toetsingsinkomen voor toeslagjaar 2013 moet volgens UHT nader worden onderzocht, maar dit onderzoek naar deze bijzondere omstandigheid valt in de visie van UHT buiten het kader van de lichte toets. De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT dat een dergelijk onderzoek niet binnen de kaders van de lichte toets valt, maar merkt ook op dat dit bijzondere en voor belanghebbende naar het zich laat aanzien nadelig uitvallende aspect inderdaad in het kader van de integrale beoordeling passende aandacht moet krijgen.

De Commissie kan UHT volgen ten aanzien van de motivering van het besluit en de
zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Hoewel de beschikking geen uitvoerige motivering bevat, heeft UHT met de schriftelijke reactie, hetgeen ter hoorzitting is besproken en de diverse documenten waaronder in het bijzonder de SAS overzichten, alsnog gemotiveerd waarom zij op basis van de lichte toets aan belanghebbende geen 30.000 heeft toegekend.

Gezien het voorgaande kan belanghebbende (vooralsnog) niet als gedupeerde in de zin
van de herstelregelingen worden aangemerkt.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie adviseert het bestreden besluit
in stand te laten. Met deze beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de
integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie het bezwaar ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te houden.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter