Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04022

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 21 maart 2022 met kenmerken UHT-DC-I A 21 en UHT-DH5 A

Ontvangst bezwaarschrift: 21 april 2022 (tegen primaire besluiten met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A)

Hoorzitting: 10 augustus 2023

Overdracht advies aan UHT: 24 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de op 21 maart 2022 door UHT genomen beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A.

Deze beschikkingen zijn gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691), gewijzigd bij Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021 (Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433).

Gelet op 8.6 en artikel 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen van 21 maart 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 28 december 2020 bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over 2012, 2013 en 2014.
  • Bij brief van 18 maart 2021 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij een eenmalige betaling van € 500 zal ontvangen in verband met acute geldnood.
  • Bij brief van 28 juni 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 is aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor de Catshuisregeling en dat € 30.000 aan haar zal worden uitgekeerd, alsmede dat de herbeoordeling nog niet helemaal klaar is.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 30 november 2021 aan UHT toegestuurd. CvW heeft geoordeeld dat jegens belanghebbende over het toeslagjaar 2012 en de periode van januari t/m juli 2013 de compensatieregeling van toepassing is. Wat betreft de periode van augustus t/m december 2013 en de toeslagjaren 2014 en 2015 is er geen sprake geweest van vooringenomen handelen dan wel hardheid.
  • Bij brief van 18 januari 2022 met kenmerk UHT-VC I is aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat het voorlopige compensatiebedrag lager is
    dan € 30.000 en dat belanghebbende daarom geen extra bedrag uitbetaald krijgt.
  • Op 7 februari 2022 heeft gemachtigde UHT in gebreke gesteld, omdat de herbeoordeling nog niet gereed was.
  • Bij beschikking van 21 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende medegedeeld dat de definitieve compensatie over het toeslagjaar 2012 en de periode van januari t/m juli 2013 € 30.000 bedraagt.
  • Bij beschikkingen van 21 maart 2022 met de kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 is aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een compensatiebedrag voor de periode van augustus t/m december 2013 en de toeslagjaren 2014 en 2015.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 21 april 2022 bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 21 maart 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A. Op 2 mei 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
  • Bij brief van 18 mei 2022 met kenmerk UHT-IGS DDS II heeft UHT gemachtigde de definitieve beschikking dwangsom vanwege de ingebrekestelling verzonden.
  • Op 13 april 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbende.
  • Op 10 augustus 2023 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Gemachtigde betwist de conclusie in het advies van de CvW en de daaropvolgende beschikking van UHT dat belanghebbende voor de periode van augustus t/m december 2013 en het toeslagjaar 2014 geen aanspraak maakt op compensatie wegens vooringenomen handelen of hardheid.

De Commissie overweegt hierover het volgende. In antwoord op een uitvraag in een rechtmatigheidsonderzoek heeft Kidsclub De Waalse bevestigd dat tussen 1 september 2013 tot en met 24 oktober 2013 opvang heeft plaatsgevonden. Uit dit antwoord blijkt dat gedurende deze periode niet is betaald door belanghebbende aan deze kinderopvanginstelling en dat daarom de opvang per 25 oktober 2013 door Kidsclub De Waalse is beëindigd. Belanghebbende heeft nadien geen opvang meer afgenomen, ook niet in het toeslagjaar 2014. Verder heeft UHT in geen enkel systeem van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) iets aangetroffen dat erop wees dat
belanghebbende in de periode van augustus t/m december 2013 en het toeslagjaar 2014 kinderopvang heeft afgenomen bij een andere reguliere, erkende instelling voor
kinderopvang. De bijstelling van de KOT vond, zo blijkt hieruit, plaats aan de hand van
het reguliere toeslagenproces en geeft in zoverre geen aanwijzing voor vooringenomen handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1 Wht. Daarnaast wijst de Commissie erop dat belanghebbende vanaf 1 september 2013 de kosten van de kinderopvang niet heeft betaald. Zij voldeed vanaf dat moment niet meer aan de vereisten van artikel 1.5 Wet kinderopvang om in aanmerking te komen voor KOT. Gevolg daarvan is dat belanghebbende vanaf dat moment ook niet meer voldeed aan een vereiste van de Wht om in aanmerking te komen voor compensatie.

Belanghebbende heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die de in het bezwaar geschetste gang van zaken aannemelijk maken. Gelet hierop kan de Commissie zich vinden in het advies van de CvW en het daaropvolgend besluit van UHT dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie voor de periode van augustus t/m december 2013 en het toeslagjaar 2014.

Proceskostenvergoeding
Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, omdat het bezwaar naar het oordeel van de Commissie ongegrond is en dus niet tot herroeping zal worden geadviseerd, geen recht op vergoeding daarvan.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om de bezwaren ongegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter