BAC 2022-03977
Publicatiedatum 16-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten: 21 oktober 2021 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 10 december 2021
Hoorzitting: 1 oktober 2024
Overdracht advies aan UHT: 26 november 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT
genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag gedateerd 21
oktober 2021, met de kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A:
- In de beschikking met kenmerk UHT-DH5 A heeft UHT beslist dat belanghebbende over de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 geen recht heeft op compensatie op grond van hardheid van het stelsel, omdat niet is gebleken dat B/T te streng is geweest in de uitvoering van de regels van de KOT.
- In de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT beslist dat belanghebbende over de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 geen recht heeft op compensatie, omdat Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) geen fouten heeft gemaakt.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het
bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 17 februari 2020 verzocht om een herbeoordeling van
de KOT over de jaren 2009 tot en met 2011. - UHT heeft bij de beschikking van 26 april 2021 aan belanghebbende medegedeeld
dat zij (nog) niet in aanmerking komt voor een betaling van €30.000,-. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 13 oktober 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden. - Op 21 oktober 2021 heeft UHT in twee afzonderlijke beschikkingen aan
belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie voor de
jaren 2009 tot en met 2011. In de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A is
vastgesteld dat er geen sprake was van institutionele vooringenomenheid. In de
beschikking met kenmerk UHT-DH5 A, is vastgesteld dat belanghebbende
evenmin recht heeft op compensatie op grond van de hardheid van het stelsel. - Belanghebbende heeft bij brief van 29 november 2021, ingekomen op 9 december
2021, tegen deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend. - UHT heeft op 20 oktober 2022 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 1 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - Dit advies wordt uitgebracht door [voorzitter], [lid] en [lid].
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming af te wijzen.
(Persoonlijk) dossier
Belanghebbende stelt dat sprake is van onbehoorlijk bestuur omdat ze niet de
beschikking heeft over haar persoonlijk dossier en/of een volledig bezwaardossier en
daardoor niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt. De Commissie stelt vast dat de schriftelijke reactie met de bijbehorende producties op 22 april 2024 aan belanghebbende zijn toegezonden. Hierdoor heeft belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan de bestreden besluiten en gelegenheid gehad om daarop te reageren. De Commissie kan zich voorstellen dat het wachten op het persoonlijk dossier lang duurt, maar is van mening dat dit geen gevolgen hoeft te hebben voor het verloop van deze bezwaarprocedure.
De Commissie heeft geen aanknopingspunten kunnen vinden om aan te nemen dat niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
neergelegde verplichting alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te
leggen. Aangezien belanghebbende ook niet heeft verzocht om meer of andere stukken in de procedure te betrekken, is het op dit punt ontwikkelde bezwaar ongegrond.
Uitbetaalde KOT aan kinderopvanginstelling Fides
Belanghebbende voert aan dat er geen zicht is op wat in de toeslagjaren 2009 en 2010
op het bankrekeningnummer van kinderopvang Fides aan KOT is overgemaakt. In haar
schriftelijke reactie heeft UHT een toelichting gegeven en verwezen naar de LIC-overzichten uit het bezwaardossier. De Commissie is van oordeel dat UHT met het
indienen van de schriftelijke reactie, met daarbij ter onderbouwing de LIC-overzichten,
voldoende heeft toegelicht welke bedragen in deze jaren aan kinderopvang Fides zijn
overgemaakt. De Commissie is van oordeel dat deze bezwaargrond geen doel treft.
Herbeoordeling toeslagjaren 2009, 2010 en 2011
Belanghebbende voert aan dat B/T bij de toekenning van de KOT voor de jaren 2009,
2010 en 2011 fouten heeft gemaakt. Deze fouten zouden onder andere zijn veroorzaakt door het onterecht hanteren van een aanzienlijk lager aantal opvanguren dan door belanghebbende in die jaren is opgegeven.
De Commissie overweegt dat de Wht is bedoeld voor herstel van vooringenomen
handelen, hardheid of (een onterechte kwalificatie) O/GS en in beginsel niet ziet op
eventuele omissies in (de gegevensverstrekking ter zake van) de aanvraag of de
vaststelling van KOT. Belanghebbende verzoekt in feite mede om een aanpassing van de hoogte van de KOT over het betreffende toeslagjaar zoals deze indertijd definitief is
vastgesteld. UHT heeft niet de bevoegdheid om tot herziening van de in het verleden
vastgestelde KOT over te gaan; UHT dient zich te beperken tot de in de Wht gestelde
kaders. UHT heeft in de notitie naar aanleiding van het bezwaarschrift precies beschreven welke besluiten over de hoogte van de KOT in de jaren 2009 tot en met 2011 en over de terugvordering van KOT zijn genomen. Op basis daarvan is geconcludeerd dat daarbij geen sprake is geweest van vooringenomen handelen en/of van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven voor toepassing van de hardheidsregeling. De Commissie heeft in de bezwaren van belanghebbende geen aanknopingspunten gezien voor een ander oordeel. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar gericht tegen beide beschikkingen ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Voorzitter