BAC 2022-03929
Publicatiedatum 24-04-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 28 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 6 december 2021
Hoorzitting: 22 september 2023
Overdracht advies aan UHT: 29 november 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift gegrond te verklaren, de bestreden beschikking te herroepen en compensatie toe te kennen voor de toeslagjaren 2007, 2008 en 2009.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: gemachtigde), namens [ ] (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 28 oktober 2021 (UHT-DC-I A).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 28 oktober 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 4 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
KOT over de jaren 2005 tot en met 2012. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 23 september 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geoordeeld dat gedurende de jaren 2005, 2006 en 2012 geen sprake is geweest
van institutionele vooringenomenheid. Voor de jaren 2007 tot en met 2011 is wel
sprake geweest van institutioneel vooringenomen handelen, maar heeft
belanghebbende geen geregistreerde kinderopvang genoten. In dat geval bestaat
er evident geen recht op kot en daarom ook geen recht op compensatie, aldus de
CvW. - Bij beschikking van 28 oktober 2021 is belanghebbende bericht dat zij geen recht
heeft op compensatie kot voor de jaren 2005 tot en met 2012. - Gemachtigde heeft bij brief van 3 december 2021, ingekomen op 6 december 2021 tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
- Op 22 mei 2023 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Op 22 september 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag
gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd. - Na de hoorzitting heeft gemachtigde, daartoe in de gelegenheid gesteld door de
Commissie, bij e-mailbericht van 20 oktober 2023 nadere informatie verstrekt.
UHT heeft daarop bij bericht van 21 november 2023 gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming of te wijzen. Dienaangaande overweegt de Commissie het volgende.
Om voor compensatie of een tegemoetkoming in aanmerking te komen, dient een
belanghebbende voor de desbetreffende jaren aanspraak op kinderopvangtoeslag
(hierna: KOT) te hebben gehad (artikel 1.5 WKO). UHT heeft in de bestreden beschikking aangegeven dat in de jaren 2005, 2006 en 2012 geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen. Voor de jaren 2007 tot en met 2011 is wel sprake geweest van institutioneel vooringenomen handelen, maar heeft belanghebbende geen geregistreerde kinderopvang genoten, waardoor sprake is van evident geen recht. Belanghebbende heeft dus geen recht op compensatie.
In de schriftelijke reactie van 22 mei 2023 is UHT deels teruggekomen van dit standpunt. Volgens UHT is er in de jaren 2007 tot en met 2009 wel sprake geweest van geregistreerde kinderopvang, en heeft belanghebbende daarom voor die jaren recht op compensatie. In haar aanvullende schriftelijke reactie van 21 november 2023 heeft UHT, in reactie op de door gemachtigde toegestuurde aanvullende informatie, haar standpunt verder aangepast. Ook voor toeslagjaar 2010 en de maanden januari en februari van toeslagjaar 2011 wordt compensatie toegekend omdat aannemelijk is geworden dat ook in deze periode sprake is geweest van geregistreerde kinderopvang. De Commissie kan zich hierin vinden. De bezwaren van belanghebbende zijn op dit punt dan ook gegrond. Als gevolg hiervan zal de Commissie adviseren de bestreden beschikking op dit punt te herroepen en alle punten die daarmee direct samenhangen aan te passen.
Voor de jaren 2005, 2006 en 2012 is geen sprake van institutioneel vooringenomen
handelen, en komt belanghebbende niet voor compensatie is aanmerking. Voor de
maanden maart tot en met december 2011 heeft UHT in de aangegeven systemen niet
enig aanknopingspunt gevonden dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van
geregistreerde kinderopvang. Gemachtigde heeft dit ook niet aannemelijk kunnen
maken. Nu niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende van maart tot en met
december 2011 toch aanspraak had op KOT, is de Commissie van mening dat UHT
terecht heeft beslist dat de Wht niet van toepassing is voor de maanden maart tot en
met december 2011 en dat belanghebbende voor die jaren dus niet voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht in aanmerking komt.
Gemachtigde heeft tot slot gesteld dat de bestreden beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen, en dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad. Weliswaar heeft UHT de toelichting bij het uitbrengen van de bestreden beschikkingen niet onderbouwd met bewijsstukken, maar de Commissie is van mening dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer met verwijzing naar producties in het bezwaardossier de bestreden beschikking thans voldoende is onderbouwd.
Deze bezwaarprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van forfaitair
vastgestelde vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om:
- het bezwaarschrift voor het overige ongegrond te verklaren omdat ten aanzien
van de jaren 2005, 2006 en 2012 niet aannemelijk is geworden dat sprake is van
een institutioneel vooringenomen handelwijze, hardheid of een onterechte
kwalificatie opzet/grove schuld, en voor de maanden maart tot en met december
van toeslagjaar 2011 niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van
geregistreerde kinderopvang; - belanghebbende te wijzen op de mogelijkheid van een verzoek aan CWS om
aanvullende werkelijke schade; - het bezwaarschrift gegrond te verklaren ten aanzien van de jaren 2007, 2008,
2009, 2010 en de maanden januari en februari 2011, en voor die periode
compensatie toe te kennen en de bestreden beschikking dienovereenkomstig te
herroepen; - een proceskostenvergoeding toe te kennen voor deze bezwaarprocedure van twee procespunten met elk een wegingsfactor van twee tegen de hoogste vergoeding per procespunt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter