BAC 2022-03839
Publicatiedatum 13-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 11 januari 2022
Hoorzitting: 19 april 2023
Overdracht advies aan UHT: 7 juli 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie zo spoedig mogelijk in gang te zetten, om met name aandacht te besteden aan hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over de in 2014 ingestelde bezwaren, uitsluitsel te geven over de vraag wat het in 2014 teruggevorderde bedrag was en de vraag of dit bedrag betrekking had op alleen KOT of op meerdere toegekende toeslagen.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking op de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering van 20 december 2021, met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Gelet op artikel 8.6 Wht moet de bestreden beschikking van 20 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2010 en 2011.
- Bij beschikking van 20 december 2021 (met het kenmerk UHT CHR GU) is aan
belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van
€ 30.000. - Bij brief, ingekomen op 11 januari 2022, heeft belanghebbende bezwaar ingediend
tegen deze beschikking. - Op 28 november 2022 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.
- Op 19 april 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog of te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Een van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000
aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 59.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Whot, en die daarvoor in aanmerking komen.
De Commissie meent dat uit het bestreden besluit en de schriftelijke reactie volgt dat
UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstellingen voor de jaren 2010 en 2011 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de wijzigingen in de opvanguren die belanghebbende zelf zijn doorgegeven en naar aanleiding van wijzigingen in het toetsingsinkomen. De Commissie is voorts van mening dat UHT voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende de kinderopvangtoeslag per 15 september 2011 heeft stopgezet. De wijzingen in toegekende kinderopvangtoeslag zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders. Voor zover belanghebbende betoogt dat er zich geen wisselingen in het toetsingsinkomen kunnen hebben voorgedaan omdat zij geen inkomen had, merkt de Commissie op dat voor de bepaling van het toetsingsinkomen zowel het inkomen van de aanvrager van de kinderopvangtoeslag als dat van de toeslagpartner telt. De Commissie leidt uit de brief van belanghebbende van 17 juli 2014 (productie 13) of dat belanghebbende in 2010 en 2011 een toeslagpartner met een inkomen had. De Commissie ziet voorts in de jaaropgave van het gastouderbureau over 2010 niet terugkomen dat belanghebbende over alle maanden van 2010 40 uur per week gebruik heeft gemaakt van kinderopvang.
Belanghebbende betoogt dat zij begin 2014 een beschikking over een terugvordering
KOT van € 10.000 heeft ontvangen. Zij heeft hier toen een gesprek met de Belastingdienst/Toeslagen (hierna B/T) over gevoerd. Daarna heeft zij bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikkingen over 2010 en 2011. B/T heeft geen opvolging gegeven aan het gesprek en niet beslist op de bezwaren. De Commissie overweegt hierover als volgt.
Onderzoek van UHT heeft op laatstgenoemde bezwaaronderdeel geresulteerd in een
telefoonnotitie, waarin het bezwaar als ingetrokken staat genoteerd.
Ten aanzien van het bezwaaronderdeel over het teruggevorderde bedrag van € 10.000
KOT, komt uit onderzoek van UHT naar voren dat B/T in 2014 een bedrag van € 4.917
terugvorderde van belanghebbende inzake huur-, kindgebonden budget en zorgtoeslag. De beschikking met het terug te betalen bedrag van € 10.000 is in het onderzoek naar KOT niet aangetroffen, maar wellicht in een van de andere toeslagendossiers vindbaar. De Commissie geeft UHT in overweging om bij de integrale beoordeling alsnog onderzoek te verrichten naar de door belanghebbende genoemde brief en hier uitsluitsel over te geven. Daarnaast adviseert zij UHT te onderzoeken hoe de afhandeling van het bezwaar is uitgevoerd.
Voor zover een grondigere bestudering in het kader van de integrale beoordeling van de zaak tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch in aanmerking komt voor
compensatie kan deze alsnog worden toegekend. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in
onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
Daarom zal de Commissie UHT adviseren om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
De Commissie adviseert UHT om te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.
Conclusie
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:
- om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
- om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de lichte toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
- om te bevorderen dat de integrate toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden en het
kader van die toets een serieus onderzoek te doen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter