Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-03830

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 8 december 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 29 december 2021

Hoorzitting: 10 november 2022

Overdracht advies aan UHT: 23 februari 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar in de onderhavige zaak ongegrond te verklaren en belanghebbende
te informeren over de wijze waarop een verzoek tot vergoeding van de
werkelijke schade kan worden ingediend.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 23 december 2021 is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 8 december 2021, met kenmerk UHT-DC I.

Aan belanghebbende is voor de toeslagjaren 2009 en 2011 een compensatievergoeding van € 28.512 toegekend, omdat bij de beoordeling van haar situatie fouten zijn gemaakt. Dit bedrag is aangevuld tot het minimumbedrag van € 30.000.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 27 januari 2020 telefonisch een verzoek ingediend om
    herbeoordeling van haar situatie. UHT heeft de ontvangst van dit verzoek op 24
    februari 2020 bevestigd.
  • Bij beschikking van 19 mei 2021 is aan belanghebbende medegedeeld dat zij op
    grond van de Catshuisregeling in aanmerking komt voor een bedrag van €
    30.000.
  • De Commissie van Wijzen heeft op 4 juni 2021 geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn voor de toeslagjaren 2007, 2008, 2010, 2012 en 2013.
  • Bij brief van 9 september 2021 (kenmerk UHT-VC I) is het voorlopige
    compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2009 en 2011 vastgesteld op € 27.686.
    Omdat reeds aan belanghebbende een bedrag van € 30.000 is toegekend, is aan
    haar geen extra bedrag uitgekeerd.
  • Bij beschikkingen van 21 september 2021 (kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A)
    is het verzoek om een compensatievergoeding over de toeslagjaren 2007, 2008,
    2010, 2012 en 2013 afgewezen. Bij de herbeoordeling is niet gebleken dat in die
    jaren fouten zijn gemaakt door de Belastingdienst/Toeslagen. Daarom komt
    belanghebbende voor die toeslagjaren niet in aanmerking voor een
    tegemoetkoming.
  • Op 18 oktober 2021 heeft een oudergesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende en haar partner, gemachtigde en UHT.
  • Bij de definitieve beschikking van 8 december 2021 is het compensatiebedrag
    vastgesteld op € 28.512. Omdat het definitieve compensatiebedrag uiteindelijk is
    vastgesteld op het minimumbedrag van € 30.000, en dit bedrag reeds aan haar
    is uitbetaald, heeft belanghebbende geen extra compensatiebedrag ontvangen.
  • Belanghebbende heeft op 23 december 2021 bezwaar gemaakt tegen de
    definitieve compensatiebeschikking. De ontvangst van het bezwaarschrift is op 3
    februari 2022 door UHT bevestigd.
  • De [rechtbank] heeft – nadat belanghebbende UHT op 27 mei 2022 in
    gebreke heeft gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het door haar
    ingediende bezwaar - bij beslissing van 22 september 2022 bepaald dat UHT
    uiterlijk op 21 november 2022 een beslissing op bezwaar dient te nemen.
  • Op 18 juli 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie opgesteld.
  • Op 10 november 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de
    Commissie) een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van belanghebbende en
    haar gemachtigde. Een verslag van de hoorzitting is achter dit advies gevoegd.
  • Per e-mailbericht van 15 november 2022 heeft gemachtigde naar aanleiding van
    hetgeen ter zitting besproken is de bezwaargronden nader geconcretiseerd en
    aanvullende stukken ingebracht.
  • Op 17 november 2022 heeft UHT in een aanvullende schriftelijke reactie de ter
    zitting opgevraagde informatie overgelegd aan gemachtigde en de Commissie.
  • Op 28 november 2022 heeft UHT aan gemachtigde – in aanvulling op de reactie
    van 17 november 2022 – de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum
    (hierna: LIC-overzichten) van de jaren 2010 en 2013 toegestuurd. Hier heeft
    belanghebbende op 8 december 2022 per e-mailbericht op gereageerd.
  • Op 15 december 2022 heeft UHT medegedeeld voornemens te zijn de vragen van
    belanghebbende te beantwoorden, maar in afwachting te zijn van nadere
    informatie van het Landelijk Incasso Centrum.
  • Op 20 december 2022 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingebracht,
    waarin een nadere toelichting wordt gegeven bij de LIC-overzichten van de jaren
    2009, 2010 en 2011, alsmede antwoord wordt gegeven op de vragen van
    belanghebbende.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in het geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Totstandkoming en motivering compensatiebesluit
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. UHT heeft de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beslissing niet voldoende toegelicht. Dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, waarin per onderdeel is ingegaan op de totstandkoming van het in de compensatieberekening vermelde bedrag, het bestreden besluit voldoende is onderbouwd.

Ter zitting heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat onvoldoende is gebleken op welke wijze en met welke bedragen de kinderopvangtoeslag destijds is
teruggevorderd. UHT heeft in de aanvullende schriftelijke reactie dit standpunt
weersproken. UHT heeft daarvoor aan de hand van de beschikbare LIC-overzichten uitleg gegeven welke acties ten aanzien van de terug- en invorderingen hebben plaatsgehad.

De Commissie vindt op grond daarvan dat voldoende is gebleken op welke wijze
terugvordering heeft plaatsgevonden.

Gelet hierop, adviseert de Commissie UHT het bezwaar ten aanzien van dit punt
ongegrond te achten.

Hoogte (im)materiële schadevergoeding
UHT maakt voor de berekening van de (im)materiële schadevergoeding gebruik van
vaste forfaitaire bedragen zoals vastgesteld in de Wet hersteloperatie toeslagen en
toegelicht in de berekening. De Commissie onderschrijft voor wat betreft de hoogte van de toegekende vergoeding dit standpunt.

Indien belanghebbende meent dat zij met het forfaitaire compensatiebedrag niet
voldoende is gecompenseerd en in aanmerking wenst te komen voor vergoeding van de werkelijk geleden schade, kan hiervoor een verzoek worden ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De bezwaarschriftprocedure heeft immers alleen betrekking op de toekenning van standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijk geleden schade. Hiervoor dient belanghebbende zich te wenden tot de CWS.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT het bezwaar ongegrond te
verklaren en daarnaast belanghebbende te informeren over de wijze waarop een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade kan worden ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Voorzitter