Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-03788

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar tegen het besluit van 25 februari 2022 deels gegrond te verklaren. Met betrekking tot de stelling van belanghebbende dat niet alle jaren grondig zijn meegenomen in de herbeoordeling, oordeelt de Commissie dat uit het dossier blijkt dat deze jaren door UHT uitvoerig zijn beoordeeld. Ook wordt door de indiening van de uitgebreide schriftelijke reactie door UHT duidelijk dat de compensatieberekening en het bestreden besluit voldoende helder zijn onderbouwd en zorgvuldig zijn genomen. De Commissie adviseert om het bezwaarpunt op dit punt ongegrond te verklaren. De Commissie constateert ook dat belanghebbende advies kan in winnen bij de Commissie Werkelijke Schade over een mogelijke aanvullende vergoeding, indien zij van mening is dat de geboden compensatie niet voldoende in verhouding staat tot werkelijk geleden schade.  Daarnaast volgt de Commissie het standpunt van UHT dat belanghebbende geen recht heeft op vergoeding voor gemaakte juridische kosten. Vergoeding van juridische kosten is enkel mogelijk indien aantoonbaar is dat belanghebbende kosten heeft gemaakt voor rechtsbijstand door een derde partij, hetgeen hier niet het geval is. Daarnaast heeft UHT aangegeven dat de bedragen onder component D van toeslagjaar 2017 en 2018 hoger zijn dan de bedragen onder component A en dat dit onjuist is. UHT zal de bedragen wijzigen in € 2.490 voor toeslagjaar 2018 en € 7.960 voor toeslagjaar 2018. De aanvullende vergoeding van 1% en de einddatum van de immateriële schadevergoeding moeten daarom ook worden aangepast. De commissie volgt dit standpunt en adviseert UHT om de bestreden beschikking gedeeltelijk gegrond te verklaren en de compensatieberekening aan te passen.

Advies